Minderjarige verdachte van flutdelict zet je niet in een cel

Delen:

De column van Toine Heijmans in de Volkskrant van 26 juni over zijn 13-jarige zoon, die 7,5 uur vast zat voor het stelen van een pak koekjes bracht een pittige discussie over deze politiepraktijk op gang. Jaren geleden wees Jolande uit Beijerse al op de misstanden rond het vasthouden van minderjarige verdachten in het tijdschrift Proces (2005) en ook Defence for Children pleit al jaren zonder succes voor aanpassing van dergelijke onacceptabele situaties. Daarom is het verheugend dat er naar aanleiding van de column van Heijmans op dit punt een bredere beweging op gang lijkt te komen.

Zo besteedt de NRC van 18 juli er meerdere pagina’s aan en wordt op de voorpagina aangekondigd dat de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA), de Vereniging van Nederlandse Jeugdrechtadvocaten, de Kinderombudsman en Defence for Children nu in een gezamenlijke actie hebben geëist dat er ‘kindvriendelijke’ politiecellen komen voor kinderen ‘die na hun arrestatie moeten worden opgesloten’. Volgens de voorzitter van de NVSA is het goed als de politie nadenkt over alternatieven. Daarbij gaan de gedachten naar een kindvriendelijke ruimte met bijvoorbeeld een picknicktafel, een Fatboy-zitzak en Donald Ducks, zoals de ophoudruimte in sommige rechtbanken. De Volkskrant vermeldt op dezelfde dag dat op sommige plaatsen wordt geëxperimenteerd met een aparte ‘kindercel’.

Dat zijn absoluut goed bedoelde suggesties, maar ze wijzen in de verkeerde richting. Het uitgangspunt dient helder te zijn: de cel hoeft niet aangepast maar het vastzetten van kinderen voor een flutdelict dient gestopt. Een minderjarige verdachte van een flutdelict hoort simpelweg niet in een cel, ook niet in een opgeleukte cel. Dat kind lever je thuis af met een vermaning in het bijzijn van de ouders of laat je op het bureau door de ouders ophalen, waar kind (en ouders) eveneens een vermaning van een politieagent in vol ornaat mogen incasseren (Weijers, in Nederlands Juristenblad 83, 2008). En gaat het om een verdenking van een iets zwaarder delict, dan dient de jeugdige zich de volgende dag met een advocaat te melden op het politiebureau. Vasthouden in een politiecel past alleen bij een serieuze verdenking van een ernstig misdrijf en bij een jeugdige recidivist. Daar hoeft echt geen aparte ‘kindercel’ voor te worden ingericht.

Dat is de gedachte van het Kinderrechtenverdrag en dat was nog niet zo lang geleden de vaste overtuiging bij politie en Openbaar Ministerie. Daar is de afgelopen decennia nogal wat verandering in gekomen. Degenen die al wat langer meelopen herinneren zich ongetwijfeld dat het jeugdspecialisme al met de sluiting van veel bureaus Kinderpolitie sinds de jaren ’70 onder druk stond en definitief sneuvelde bij de ingrijpende reorganisatie van de politie in 1994. Deze ontwikkeling sloot naadloos aan bij de verharding die het jaar daarop onmiskenbaar is opgetreden met de herziening van het jeugdstrafrecht (Weijers & Liefaard, 2007, Proces). Daartegenover staat echter dat recent – op 1 december 2017 – in een nieuwe Richtlijn strafvordering jeugd 2016 is opgenomen dat eenvoudige en lichte strafbare feiten door de politie door middel van een reprimande buiten het justitiële circuit kunnen worden gehouden.

Ook vanuit een heel andere, helemaal niet pedagogische invalshoek, namelijk vanuit het oogpunt van efficiency, moeten overigens vragen worden gesteld bij het vasthouden van kinderen op het politiebureau. Waar is de politie in zo’n geval nu eigenlijk mee bezig? In een organisatie die zoals bekend voortdurend menskracht tekort komt om alle aangiftes in behandeling te nemen en om voldoende tegenwicht te bieden aan de zware en georganiseerde criminaliteit wordt veel werk gemaakt van de vervolging van kattenkwaad? Laten we ons realiseren dat uit zelfrapportages blijkt dat de meeste kinderen wel eens een of tweemaal over de schreef gaan. ‘Hormonale criminaliteit’ noemt de bekende jeugdofficier van justitie in Twente, Carlo Dronkers, dit. Als we ons daarbij realiseren dat de pakkans bij kinderen werkelijk extreem klein is, dan krijgt de energie die aan typische kinderdelicten wordt besteed – te vroeg vuurwerk afsteken, snoep of mascara jatten uit de supermarkt, fikkie steken – een ronduit bizarre betekenis. Daarbij komt nog eens dat de kans dat een kind dat eenmaal is opgepakt bij de politie terugkeert uiterst gering is. En wellicht is het voor die paar procent die meerdere malen terugkeert juist minder verstandig om te koersen op het inrichten van een aparte cel met zitzak en Donald Ducks.

 

3 gedachten over “Minderjarige verdachte van flutdelict zet je niet in een cel

  1. Eens! Ook Defence for Children vindt dat kinderen niet in een cel thuishoren. Opsluiten is een uiterste maatregel. VNJA en DCI vinden oa dat ophouden voor verhoor thuis moet kunnen. Voor de paar kinderen die bij uitzondering in het kader van het onderzoek op het politiebureau moeten blijven is een meer kindgerichte omgeving belangrijk.

  2. Beste allen,
    Een stukje wat naar mijn mening in deze discussie mist is het wijdverbreide misverstand onder politie en anderen dat als je een kind maar genoeg laat schrikken het zijn/haar gedrag wel aanpast. Dit is een onderdeel van de in de VS maar ook bij ons populaire (en punitieve) ‘scared straight’ benadering die we in ons land ook terugvinden in een serie als ‘boefjes achter tralies’.
    Ik erger me daar iedere keer weer aan omdat heel veel onderzoek al twintig jaar lang laat zien dat deze benadering averechts werkt. Het is mi. dan ook onverantwoordelijk dat omroepen deze (populaire) onzin uitzenden, want daarmee beïnvloeden ze ook het gezonde verstand van onze samenleving en ons politie-apparaat.

    Peer van der Helm is lector residentiele jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden

  3. Een wat late reactie, maar ik ben het volledig eens met Ido Weijers. Het verhaal van Toine Heijmans vind ik schrikbarend, ook de door hem geconstateerde onverschilligheid en bureaucratie waarmee de opsluiting van de 13-jarige gepaard gaat. Onbegrijpelijk ook dat hem als vader aanvankelijk wordt geweigerd zijn zoon op te zoeken terwijl, nog los van het feit dat het een wettelijk recht is, juist daar, zoals Ido Weijers ook aangeeft, de oplossing ligt in dit soort zaken.

    Wat ook interessant is, is zijn verrassing als er na uren in onzekerheid wachten een in zware strafzaken gespecialiseerde advocaat verschijnt die zijn zoon gaat bijstaan.
    Daar zit ook een probleem dat ik mis in de discussies, dat de verplichte consultatiebijstand voor het verhoor, zelfs als het gaat om dit soort opgroeicriminaliteit, ervoor heeft gezorgd dat kinderen in de praktijk langer op het politiebureau verblijven. Voorheen had de politie in dit soort gevallen een kort gesprekje en verwees dan door naar Halt.

    In 2014 hebben we aan de Erasmus Universiteit in samenwerking met de Vereniging Jeugdrechtadvocaten Rotterdam en de Rotterdamse politie een symposium aan dit onderwerp gewijd waar veel advocaten en politiemensen aanwezig waren en volop in debat werd gegaan. De aanleiding daarvoor was een klacht van de Rotterdamse jeugdrechtadvocaten dat ze in hun praktijk constateerden dat er zoveel kinderen voor lichte feiten onnodig en onnodig lang werden vastgehouden op het politiebureau. In de tussentijd was er ook nog een TV-uitzending geweest naar aanleiding van deze klacht waarin niet alleen de Rotterdamse, maar ook de Haagse en Amsterdamse jeugdrechtadvocaten voorbeelden van dit sort zaken gaven. Maartje Berger van DCI liet zien hoe het vanuit het kinderrechtenperspedtief anders moest. Maar veel is er sindsdien niet veranderd, lijkt het.

    Hopelijk kan de EU-Richlijn procedurele waarborgen jeugdige verdachten van mei 2016, die in de Nederlandse wetgeving MOET worden geimplementeerd, alsnog de nodige verandering bewerksteligen. Daarin staat namelijk dat personeel dat met jeugdige verdachten te maken krijgt – dus ook politiepersoneel – een specifieke, op de omgang met kinderen afgestemde opleiding moeten hebben gevolgd inzake de rechten van kinderen, kinderpsychologie, voor kinderen geschikte verhoortechnieken en aan kinderen aangepast taalgebruik. Het is wel duidelijk dat daar, in ieder geval in het voorbeeld van de zoon van Toine Heijmans, in het geheel geen sprake van is, en dat dat nog het meeste knelde.

    Overigens meen ik dat de politiecel voor geen enkele verdachte een geschikte verblijfplaats is. Ook de jeugdigen die worden verdacht van een ernstig feit en recidivist zijn, zouden binnen een korte tijd moeten worden overgebracht naar een meer kindvriendelijke omgeving, zoals ook in veel andere Europese landen is voorgeschreven.

Laat een antwoord achter aan Jolande uit Beijerse Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *