Jetse Batelaan heeft er weer eens de vinger bij gelegd. Hij won op de Theater Biënnale de Zilveren Leeuw en zei het in een interview met Mieke van der Weij in Met het oog op morgen van 28 juli woordelijk: ‘Ik geloof dat we in onze benadering van kinderen iets truttiger geworden zijn. Ik denk dat het vooral voor de kinderen zonde is. Het is belangrijk dat we kinderen confronteren met dingen die ze even niet begrijpen, die verstorend zijn of waar ze onrustig van worden. In “Het verhaal van het verhaal” (een coproductie van zijn eigen Artemis en het Zuidelijk Toneel, B.L.) lopen een soort jager-verzamelaars in hun onderbroek rond. Daar krijgen we commentaar op. “Waarom moeten kinderen naar acteurs in hun onderbroek kijken?” Dan ben ik oprecht verbaasd.’
Het is overigens de eerste keer dat er een Zilveren Leeuw naar een jeugdtheatervoorstelling gaat. Op 22 juli werd ‘War’ in Venetië gespeeld. Voor de acteurs is het niet gemakkelijk. Die moeten ook in een vreemde taal achteruit kunnen praten. Er zaten vooral kunstbobo’s in de zaal, maar die hebben zich volgens Batelaan behoorlijk kinderachtig gedragen. Kinderen klagen erover dat er in de voorstelling ‘Oorlog’ grappen zitten die alleen volwassenen te begrijpen zijn. Maar de voorstelling is echt gemaakt voor een schoolpubliek vanaf zes jaar. Er zijn echt geen grappen speciaal voor volwassenen gemaakt. Dat volwassenen het ook leuk vinden is een soort bijeffect. In Nederland en Vlaanderen wordt in tegenstelling tot in vele andere landen Jeugdtheater wel serieus genomen. Hier wordt echt kunst gemaakt voor kinderen. Wij mogen ons, aldus Batelaan, rijk rekenen.
De vertrutting waar Batelaan over spreekt is al weer langer aan de gang. Het is meer dan zes jaar geleden dat ik door theatermaakster Liesbeth Colthof werd uitgenodigd om te komen spreken over de groeiende terughoudendheid bij ouders. Het leek er sterk op dat de kinderen de laatste jaren niet zomaar meer naar elke voorstelling toe mochten. Dat was eerder nooit het geval geweest. Liesbeth had aan een aantal experts de vraag voorgelegd of ze die trend herkenden. Ik mocht op die op film vastgelegde interviews reageren. Het gebeuren speelde zich af in de vroege ochtend van 28 maart 2013 tijdens de ‘De nacht van De Krakeling’, die georganiseerd was als reflectie op het afbraakbeleid van de toenmalige staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra. Jeugdtheatervoorvechtster Liesbeth Colthof heeft vorig jaar afscheid genomen. De trend van de vertrutting is niet gekeerd. Batelaan mijmert in het Oog-interview over de gouden tijden van VPRO-Villa Achterwerk, waarin hij als jaren-tachtig kind naar Theo en Thea keek: ‘Het ging gewoon over de grenzen en dat voelde je als kind ook. Wat keuriger neefjes en nichtjes mochten er niet naar kijken. Het gevoel dat het zo grenzeloos mocht zijn en dat het zover kon gaan heeft mij zeker gestimuleerd. Mijn ouders kwamen er op een gegeven moment ook wel voor uit bed. Het was natuurlijk ook wel een smal zuiltje dat daar naar keek. Dit soort dingen worden nu niet meer gemaakt. Tegenwoordig moeten de dingen ook verder doorgedacht worden. In die tijd kon je gewoon doen.’
Het is van groot belang om te laten zien dat de vertrutting van de benadering van de jeugd in een bredere maatschappelijke ontwikkeling past. Aan het Liber Amicorum voor Luc Stevens leverde ik een bijdrage onder de titel ‘De sentimentalisering van de ouder-kind relatie’. Daarin laat ik zien dat Lea Dasberg met haar analyse van de emancipatie van de jeugd vanaf de Tweede Wereldoorlog de plank danig heeft misgeslagen. Vanaf de jaren zestig is er onmiskenbaar sprake van democratisering van de verhouding tussen volwassenen en jeugdigen, maar daarbij gaat het om een tijdelijke aangelegenheid die met de economische crisis aan het begin van de jaren tachtig weer gaandeweg teloor gaat. De algemene historische ontwikkelingslijn tot nu toe is inderdaad te tekenen als een langgerekte sentimentalisering van de verhouding tussen ouders en kinderen die in de Verlichting begint en in de Romantiek een extra aanjager vindt. Bij de democratisering van de jaren zestig en zeventig gaat het achteraf bezien om een verkeerd geïnterpreteerd incident. In de tiende druk van haar bestseller Grootbrengen door kleinhouden als historisch verschijnsel die in 1985, tien jaar na de eerste druk, verscheen, voegde zij een hoofdstuk toe waarin ze tot haar misnoegen moest toegeven dat de kinderen niet meer, maar minder te vertellen hadden gekregen.
Dat er nog altijd resten van ‘het kinderen serieus nemen’ te vinden zijn bleek weer eens uit de aandacht die in de New York Times op 21 juli aan het fenomeen ´dropping´ werd besteed. De krant sprak er schande van dat wij onze kinderen op een late warme zomeravond geblinddoekt en al naar een plek in een bos vervoeren, zodat ze echt niet weten waar ze zijn, om ze zelf de weg terug naar het vakantiekamp terug te laten vinden. De lezers waren nog onthutster dan de journaliste. Voor wie ooit iets gezien heeft van overbeschermende Amerikaanse aanpak in de opvoeding is dit geen enkele verrassing. Als daar een kind even uit het zicht raakt breekt de paniek los. In supermarkten kijken de vermiste kinderen je vanaf de melkpakken aan. Om de open zenuw die het artikel wist te raken te verklaren helpt het overigens ook wel om je te realiseren dat in een Amerikaans bos wél gevaarlijke dieren kunnen rondlopen. Wat weten die Amerikanen nu van een Hollands bos? De sinds kort bij ons geherintroduceerde wolf gedraagt zich als een schuw schaap.
Maar trots op hoe het vandaag de dag in ons land in de opvoeding toegaat lijkt mij echter zeer ongepast, want op de keper beschouwd amerikaniseert de Nederlandse opvoeding razendsnel. Die amerikanisering past in de algemene historische ontwikkelingslijn van sentimentalisering van de ouder-kind relatie sinds de Verlichting. In mijn bespreking van het boek De gelukkigste kinderen van de wereld. Opvoeden ‘The Dutch way’ van de Amerikaans expat Ria Mae Acosta en de Britse expat Michele Hutchison heb ik er op gewezen dat hun loflied op onze polderopvoeding wellicht betrekking heeft op een aanpak die hier eigenlijk ook al niet meer bestaat.
In het artikel in de New York Times komt naast de 22-jarige ‘scouting-leader’ Rik Oudega de Nederlandse schrijfster Pia de Jong aan het woord. Hij toont zich een waardig ambassadeur van de Nederlandse polderopvoeding, zij blijkt volkomen geamerikaniseerd. Nadat ze uitgelegd heeft hoe de droppings volgens haar in het werk gaan lezen we: ‘Still, Ms. de Jong, 58, has begun to question whether droppings are really all that fun. “Imagine that you are lost and have no idea where to go,” she said. “It could be 10 hours, it could be the whole night, you just don’t know. It is late and long and people are a little frightened.” She paused, in thought. “I don’t think it’s a nice thing to do to kids, actually,” she said.
Waarom zou je iemand die zelf haar kinderen in New Yersey heeft opgevoed om een toelichting op de ins en outs van de Nederlandse opvoeding vragen? In een interview in NRC-Handelsblad heeft ze ruiterlijk toegegeven veramerikaniseerd te zijn: ‘Ik ben veel kritischer geworden op hoe slordig we in Nederland zijn. Vuurwerk, fietsen zonder helm, vrachtwagens die worden uitgeladen zonder dat er agenten omheen staan. Onze zoon Jurriaan moet erlangs! Mijn vader is overleden aan een hartaanval. Had iemand ooit zijn cholesterol gecontroleerd?’
In een column in NRC-Handelsblad probeert De Jong zich onder verwijzing naar het NYT-interview een beetje te revancheren, maar wij weten dat er helaas geen weg terug is.
_________________________________________
Levering, B. (2018). De sentimentalisering van het ouderschap. In Nickel van der Vorm en Geert Bors (Samenstelling) Zin in afscheid. Liber Amicorum Luc Stevens. Driebergen: Stichting NIVOZ, 44-54.