De presentatie van het Nationaal Preventieakkoord is een maand uitgesteld. Effectieve maatregelen tegen roken, overgewicht en overmatig alcoholgebruik laten tot eind november op zich wachten. ChristenUnie staatssecretaris Paul Blokhuis gunt de grote groep betrokken maatschappelijke organisaties wat extra tijd om tot overeenstemming te komen, maar zijn ambities worden er niet minder van. Ze staan hem helder voor de geest: een rookvrije generatie, meer kinderen met een gezond gewicht en een daling van obesitas bij volwassenen, en het terugdringen van problematisch alcoholgebruik en gebruik onder jongeren en zwangeren. Het is echt niet zo lang geleden dat zo’n plan als regelrechte inbreuk op de privésfeer gekwalificeerd zou zijn.
De tijden zijn veranderd en de meningen ook. Voor het aanpakken van het roken bestaat grote maatschappelijk steun, maar het is dan ook duidelijk dat het roken van tabak de beschikking van het eigen lijf overstijgt. Van roken kan niet alleen gezegd worden dat het in 20 procent van de gevallen tot longkanker leidt (de meeste andere ongezonde gewoonten leiden slechts in hooguit 2 à 3 procent van de gevallen tot negatieve gevolgen), maar dat meeroken ook zeer ongezond is. Daarnaast is op een beroep op de individuele vrijheid, die de rechtsstaat in dit geval zou moeten garanderen, hoe dan ook veel aan te merken. Roken als onvrijwillige keuze vormt de kern van het proces dat advocatie Benedicte Ficq tegen de tabaksindustrie heeft aangespannen. De aanklacht luidt zelfs ‘dood door schuld’, vanwege de door de tabaksindustrie in het productieproces met opzet toegevoegde verslavende stoffen.
Als het om alcoholgebruik gaat zijn er om jonge hersenen in de groei te beschermen al ingrijpende maatregelen genomen. Op 1 januari 2014 werd de wettelijke minimumleeftijd voor openbaar alcoholgebruik verhoogd tot 18 jaar. Volgens Jiska Peters, neuropsychologe verbonden aan de Universiteit Leiden, is de wetenschappelijke basis voor die maatregel erg smal. De hersenschade waaraan men refereert is volgens haar vastgesteld bij muizen die bijkans in de alcohol werden ondergedompeld. Een sterker argument is wellicht te vinden in het Nijmeegse onderzoek dat concludeerde dat de meest effectieve manier om alcoholmisbuik op latere leeftijd te voorkomen is door het eerste gebruik zo lang mogelijk uit te stellen. De verhoging van de wettelijke minimum leeftijd heeft al bij al verbazingwekkend weinig maatschappelijke weerstand opgeleverd en heeft inmiddels ook tot spectaculaire daling van het alcoholgebruik onder jongeren geleid. De daling was in het zicht van de aangekondigde wetwijziging overigens al een aantal jaren ingezet. In België heeft men besloten Nederland niet in de leeftijdsverhoging te volgen, met als argument dat het bij een goede opvoeding hoort dat je kinderen stap voor stap aan verantwoordgebruik van alcohol laat wennen.
De bestrijding van overgewicht komt wellicht nog het meest voor het verwijt van betutteling door de overheid in aanmerking. De normen die in huisartsenpraktijken worden gehanteerd worden jaar in jaar uit aangescherpt, terwijl ze zijn gebaseerd op een aanvechtbare statistische manipulatie in de medische wetenschap. Risico’s die op groepsniveau worden geconstateerd kun je op het individuele niveau niet zomaar bij elkaar optellen, maar dat is nu juist precies wat er gebeurt. Daar komt nog bij dat een op preventie gerichte overheid meestal moet opboksen tegen de verleidingen van de kapitaalkrachtige industrie, die in haar reclame-uitingen halve waarheden en hele misleiding niet schuwt. In het geval van de bestrijding van overgewicht ligt het echter anders. Ondanks de hartverscheurende verhalen over anorexia nervosa onder modellen blijven de modereclames ons onveranderd een extreem slankheidsideaal voorhouden. Ook in reclames voor andere producten tref je zelden lekkere dikkerds aan. Waar de als maar ernstiger vormen van preventitus bij de overheid ook door veroorzaakt moge worden, de maatschappelijke schade door de oplopende kosten in de gezondheidszorg wordt vooralsnog nauwelijks als argument ter verdediging ingezet. Mensen individueel afrekenen op ongezond gedrag is in veruit de meeste gevallen ethisch volkomen onaanvaardbaar.
Veel orthopedagogiek lijdt al weer veel langer aan preventitus. Zelden wordt er in het kader van die pedagogische subdiscipline op een gedegen manier nagedacht over opvoedingsdoelen, bijna altijd gaat het uitsluitend over het voorkomen van problemen. Op overheidsniveau heeft een andere ChristenUnie prominent, André Rouvoet als eerste minister van Jeugd & Gezin van 2007 tot 2010, een belangrijke bijdrage aan de uitbraak van preventitus geleverd. Zijn goedbedoelde en oprechte inzet voor de bestrijding van kindermishandeling bijvoorbeeld, heeft tot een onverantwoord achter-de-voordeurbeleid geleid. De economische crisis van 2008 leidde pas onder het kabinet Rutte-Bos tot een terugtrekkende overheid. De verantwoordelijken voor het proces van transitie en transformatie in de Jeugdzorg hebben tot op de dag van vandaag de verdenking niet van zich kunnen afschudden dat het bij het opnieuw aanspreken van de burger op de eigen verantwoordelijkheid inderdaad om niet meer dan een economisch motief ging. De ouders mochten – nee moesten – het allemaal weer zelf gaan opknappen, omdat de overheid er geen geld meer in wilde steken. Nu het economisch tij weer is gekeerd is, lijkt het tijd voor hernieuwde bemoeienis teruggekeerd. In het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant van 22 oktober werd het plan van Blokhuis als bedilzucht wegzetten ‘achterhaald en navelstaarderig’ genoemd. Ik ben van oordeel dat er alle reden is om het plan op onverantwoorde bedilzucht te beoordelen, omdat in een rechtsstaat als de onze voorkomen moet worden dat de overheid de regie over het leven van de individuele burger en de verantwoordelijkheid van de opvoeder gaat overnemen. Voor die vorm van preventie zou ik wel een sterk pleidooi willen houden.