Er ontstond veel ophef over de onthulling van Maarten Dallinga in NRC-Handelsblad van 9 oktober 2021 over de beperkingen die schoolboekenmakers door uitgevers kregen opgelegd. Uit acht getuigenissen met naam en toenaam, en nog eens zeven anonieme, bleek dat schrijvers en illustratoren hun werk, veelal uit angst om opdrachten in de toekomst niet te verliezen, hadden aangepast. Bij de aanpassingen ging het vooral om de richtlijnen van reformatorische en islamitische scholen. Het bijzondere is dat de beperkingen gevolgen hadden voor het lesmateriaal dat de uitgevers willen slijten aan álle Nederlandse scholen, ook de openbare. Uitgevers hanteren die richtlijnen uit louter commerciële overwegingen. Zij willen bijvoorbeeld de 200 Nederlandse basisscholen op reformatorische grondslag niet als afzetmarkt kwijtraken.
Een van de klassiek bekritiseerde gevolgen van de werking van artikel 23 van de Grondwet, waarin de zogeheten vrijheid van onderwijs is geregeld, is dat elke cent die aan het openbaar onderwijs wordt besteed, ook door de bijzondere scholen moet worden uitgegeven. Naast die financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs blijkt er nu ook een inhoudelijke gelijkstelling te bestaan, die omgekeerd werkt en die we eerder voor onmogelijk hadden gehouden. De vrijheid van onderwijs blijkt als consequentie te hebben dat inhoud en vormgeving van lesmateriaal bedoeld voor alle Nederlandse scholen in de bestuurskamers van het reformatorisch en islamitisch onderwijs wordt bepaald. In het artikel komt een keur aan voorbeelden voorbij. Wereldse zaken als kermis en carnaval, make-up en tatoeages moeten worden vermeden. Bij sommige uitgeverijen zijn regenbooggezinnen, sporten op zondag en vrouwelijke predikanten taboe. Vaak is de evolutieleer een verboden thema en dus ook afbeeldingen van dinosauriërs.
Ik herinner me een discussie over artikel 23 in de jaren zeventig over de vraag of de vrijheid van onderwijs zich wellicht kon beperken tot de strikt levensbeschouwelijke vakken. Anders gevraagd: Bestaat er zoiets als katholiek of gereformeerd rekenen? Tot mijn verbazing werd dat laatste standpunt verdedigd, maar ik werd wel overtuigd. In het geval van redactiesommen (verhaaltjessommen) bij rekenen werd door een pleitbezorger van het gereformeerd rekenen ingebracht, dat in die verhalen een levensbeschouwelijk filosofie tot uitdrukking kan komen. Het is denkbaar dat een opvatting over woekeren met geld of ongebreideld consumeren niet met de levens visie van de school overeenstemt. Probleem is dat van ons huidige onderwijs wordt verwacht dat er nu juist ook andere opvattingen over manieren van leven dan de door de school voorgestane aan de orde komen. Dat geldt dus ook voor reformatorische en islamitische scholen en het is duidelijk dat die wat dat betreft nadrukkelijk in gebreke blijven. Voor de evolutieleer geldt expliciet dat het een van de kerndoelen van ons onderwijs betreft.
Minister Arie Slob (CU) die consequent de opvatting over de vrijheid van onderwijs van zijn achterban verdedigt, maakt zich desgevraagd van het probleem af door te zeggen dat hij er geen taak in heeft. Hij verwijst naar de eigen verantwoordelijkheid van de uitgevers en van de auteurs van schoolboeken en gaat er dus aan voorbij dat die in dit geval problematisch is. Ook geeft hij te kennen niets te zien in een algemeen gesprek met open vizier rond vraagstukken van de pluriforme samenleving met als doel het actief organiseren van consensus over de invulling van de collectieve pedagogische verantwoordelijkheid, zoals voorgesteld door sommige wetenschappers. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Het idee dat zo´n gesprek tot consensus leidt is nogal naïef. En in zekere zin bestaan dergelijke gesprekken allang, denk aan al die samenkomsten in het kader van curriculum2030 en curriculum.nu als voorbereiding op de parlementaire discussie. Hoofd- en kerndoelen worden namelijk door het parlement vastgesteld. De onderwijsinspectie heeft wel degelijk een taak om na te gaan of scholen wat dat betreft aan hun verplichtingen voldoen.
Maar hoe ingrijpend zijn de consequenties van de schoolboekencensuur van de grote uitgevers nu echt? Als het om de vorming van een visie op de samenleving gaat hebben kinderen te maken met een bombardement aan prikkels waar geen enkele overheid enige invloed op uitoefent. Als het om de seksualisering van de samenleving gaat moet de busreiziger regelmatig plaatsnemen naast afbeeldingen van nagenoeg ontklede vrouwen. Als het om seks en gender gaat, wordt elk pubermeisjes per affiche in de abri onverbloemd aanbevolen om het ook eens met een meisje te proberen. Als het om de zorg van de overheid om gezonde voeding gaat komen er in tal van reclame-uitingen, ook via ander kanalen, voor velen onweerstaanbare aanbiedingen van uitermate ongezond voedsel voorbij. Het opdringerige extreem door commerciële motieven gedreven internet is een groot en apart verhaal.
In de zorg voor de inhoud en vormgeving van het lesmateriaal huist ook wel een overschatting van de vormende invloed die zij op het onschuldige kind hebben. Het idee dat je wordt wat je leest, was als het om de kinderboeken gaat ook in de jaren zeventig populair. Wat een leerkracht ermee doet is van groot en doorslaggevend belang. Wat vooral zorgelijk is, is dat de invloed van commercie door de jaren heen alleen maar groter is geworden en dat we steeds minder in staat lijken die invloed te beperken. Staatssecretaris Dennis Wiersma (SZW) wil strengere regels voor kinderen die online reclame maken op YouTube, Tik Tok en Instagram. Voor televisie mogen kinderen maar een paar dagen per jaar werken, maar online is niets echt geregeld. In de jaren zeventig zijn een bepaalde periode in verband met de op kinderen gerichte reclame de reclameblokken rond de vroege journaals verboden. Dat verbod bleek later onhoudbaar. In juni 2019 heeft minister Slob nog eens voorgesteld om op de publieke omroep alle reclame voor 20.00 uur te schrappen. Het is er niet van gekomen.
Hallo, na het lezen van het blog zou ik vooral willen zeggen dat het aangeboden materiaal op school iets anders is dan reclame waar dan ook.
Op school biedt je niet zomaar iets aan en niet voor geld! Dat weet een kind misschien niet precies, maar het is toch echt iets anders.
Bovendien staat de leerkracht daarbij en zoals dat bij jongere kinderen gaat hebben ze daar een ‘heilig’ geloof in. Dus sta voor wat in je schoolboeken staat.
Geachte mevrouw Post Uiterweer,
Ik ben bang dat u mijn punt mist. Het ging mij erom dat de markt de inhoud van schoolboeken blijkt te bepalen – dat is de uitkomst van het Volkskrantonderzoek – maar dat het de vraag is of we ons daarover al te druk moeten maken. Die markt doet namelijk buiten het onderwijs, in de expliciet op kinderen gericht reclame, nog veel sterker van zich spreken. Probleem is dat daar geen leerkracht (of ouder) tegenop kan.
Het feit dat jonge kinderen heilig geloven in wat de leerkracht zegt mag niet misbruikt worden. Dat gevaar loop je als je zegt dat je moet staan voor wat er in schoolboeken staat. Zodra het niet al te verwarrend voor de kinderen is stelt de leerkracht zich juist kritisch ten opzichte van de inhoud van de schoolboeken op.
Hartelijke groet, Bas Levering