De dramatische overdiagnose van een aantal stoornissen in ons land is onderdeel van het meeromvattende probleem van de diagnosedruk waarover de NVO drie jaar geleden een congres organiseerde. Op de alarmsignalen betreffende overdiagnose in het geval van dyslexie, uitgezonden door de televisieprogramma’s Brandpunt en Rambam, hadden de minister en staatssecretaris van onderwijs ook zonder aandrang vanuit de Tweede Kamer moeten reageren. De brief van Bussemaker en Dekker aan de Tweede Kamer van 20 december j.l. met als onderwerp ‘dyslexieverklaringen’ kondigt op een aantal punten nader onderzoek aan, maar accepteert de aantijgingen van de onderzoeksjournalisten op één punt na nu al ruiterlijk. Dat betekent nogal wat voor het aanzien van onze beroepsgroep. Rambam liet op 10 februari zien hoe gemakkelijk het is om een dyslexieverklaring los te krijgen. In de Volkskrant van 22 december meldde Remco Reij van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD) dat een betrouwbare toets meerdere dagdelen kost en rond de 1000 euro vraagt, maar dat er ook kwakzalvers zijn die op grond van een paar simpele testjes een dyslexieverklaring afgeven die dan 100 euro kost.
De bewindslieden spreken in hun brief, ook naar aanleiding van eigen onderzoek van het ministerie, van zorgelijke aantallen dyslexieverklaringen. Volgens internationaal onderzoek is een percentage van 10 procent met ernstige dyslexie en lees- en spellingsproblemen die niet met extra onderwijs op te lossen zijn normaal. Hoe kan het dan dat er op bepaalde scholen percentages van 20 procent en meer voorkomen? In het vmbo bb/kb deed in 2015 40 procent van de leerlingen het eindexamen met een dyslexieverklaring. In het vwo is er sprake van een verdubbeling sinds 2012.
In De pedagoog van oktober 2016 verklaarde oud-hoogleraar orthopedagogiek en dyslexie-expert Aryan van der Leij het verschil tussen het aantal eindexamenleerlingen met een dyslexieverklaring (12 procent gemiddeld) en het aantal basisschoolleerlingen met een diagnose EED (ernstige, enkelvoudige, dyslexie) op grond van de verschillen in gehanteerde criteria. Daarnaast geldt dat als je eenmaal als dyslectisch gediagnosticeerd bent, je er je hele leven aan vast zit, ook als het probleem later minder groot wordt. Er gaan dus geen diagnosticeerden af, maar er komen er naar aanleiding van de citotoets-momenten wel bij. Daarenboven worden in Nederland de gradaties milde en matige dyslexie uit de DSM V nog niet gehanteerd. ´Dyslexie is wat er overblijft nadat laaggeletterdheid succesvol bestreden is´, zegt Van der Leij. Dat klinkt theoretisch helder, maar is praktisch natuurlijk een probleem. Het risico op laaggeletterdheid en dyslexie kan worden verkleind door een vroegtijdige aanpak, bijvoorbeeld door middel van inzet van het programma Bouw! van halverwege groep 2 tot halverwege groep 4. Maar daarmee wordt het probleem verplaatst naar de beslissing welk kind wel en wel kind niet voor het speciale programma in aanmerking komt. De beschrijving van het programma ziet er geen been in: ‘De leerkracht kan vaak in groep 2 al zien welk kind leesproblemen gaat ontwikkelen’.
Het vertrouwen in de pedagogische en psychologische professionals spat niet van de maatregelen, die de bewindslieden in de kamerbrief aankondigen, af. De NVO meldde in oktober in De pedagoog dat zij samen met het NIP en de Kwaliteitsinstituten Dyslexie de handen ineengeslagen hadden om onterechte verklaringen tegen te gaan. De bewindslieden gaan veel verder maar echt bevredigend zijn hun voorstellen niet. Ze kondigen, zoals gezegd, nader onderzoek aan om de tot nu toe onverklaarbare verschillen tussen scholen alsnog te kunnen verklaren. Ook komt er meer voorlichting aan en ondersteuning van scholen. Die maatregelen zijn weinig specifiek en de formulering verzandt in het gebruikelijke jargon van masterplannen, handvatten, ad-hoc begeleiding en ketenzorg én het betrekken van partnerts buiten de school. De nadruk ligt op verdergaande protocolisering. Er wordt ingezet op goed lees- en spellingsonderwijs, waarvan ik altijd heb aangenomen dat we daar al jaren van verzekerd waren. Om de kwaliteit van de dyslexieverklaringen te verbeteren worden de beroepsgroepen aangesproken om met heldere richtlijnen te komen. In dat kader wordt de mogelijkheid uitgebreid om tegen een onterecht afgegeven verklaring een klacht in te dienen. Er komt speciale aandacht voor hoogbegaafde leerlingen die op de basisschool hun dyslexie nog weten te verbergen.
Waar echt niemand over spreekt is de vraag of examenkandidaten, die op grond van een dyslexieverklaring bijvoorbeeld extra tijd aan de beantwoording van de examenvragen mogen besteden, eigenlijk wel hetzelfde diploma halen. In heel veel beroepen is snel kunnen lezen, samenvatten, rapporteren een absolute voorwaarde. Mogen we, als een assessment van die competenties deel uitmaakt van de wervingsprocedure voor bepaalde functies, van terechte discriminatie op de arbeidsmarkt spreken?