In het onvolprezen NPO-Radioprogramma ‘De Taalstaat’ kwam afgelopen zaterdag UU-hoogleraar Taalbeheersing Ted Sanders aan het woord over Jip-en-Janneke-Taal. Hij legde de oorsprong van het begrip nog eens uit. Daarvoor moeten we terug naar 2002, ten tijde van de opkomst van Pim Fortuyn als politicus. De moord op Fortuyn, afgelopen zaterdag 6 mei precies 15 jaar geleden, vormde de directe aanleiding om het er nog eens over te hebben. De toenmalige VVD-voorzitter Bas Eenhoorn zag destijds met lede ogen aan dat Fortuyn een groot deel van de VVD-kiezers wist aan te spreken en maande zijn lijsttrekker Hans Dijkstal om dingen duidelijker uit te leggen: in Jip-en-Janneke-taal. Dijkstal was hem te genuanceerd en te ingewikkeld.
Een kenmerk van de taal van Jip en Janneke is inderdaad dat Annie M.G. Schmidt in het boek korte woorden en korte zinnen gebruikt, maar dat ene kenmerk hebben veel uitgevers van leerboeken volgens Sanders een beetje te letterlijk genomen. Die hebben boeken gemaakt voor VMBO-ers, waarin elke zin tegen de kantlijn begint en elke zin heel kort is. En dan krijg je bijvoorbeeld dit:
Bouterse bleek een dictator.
Hij regeerde in zijn eentje.
Hij liet zelfs mensen vermoorden.
Bouterse werd weer aan de kant gezet.
Wanneer gaat het echt goed met Suriname?
In Suriname telt elk volk graag mee.
Elkaar vertrouwen blijft moeilijk.
Sanders doet onderzoek naar taalgebruik in schoolboeken. De oorspronkelijke opdracht van het project, dat hij samen met CITO, de Taalunie en collega’s de Radbouduniversiteit doet, was om na te gaan waarom dat soort teksten niet goed gelezen worden en waarom de VMBO-ers zoveel moeite hebben om ze te begrijpen. Wat blijkt is dat de zinnen weliswaar kort zijn, maar vooral ook dat het cement tussen de zinnen verdwenen is. Je kunt het verband tussen de zinnen niet meer snappen. En dat is nu juist voor het begrip van het grootst mogelijke belang. Sanders zei zich wild geschrokken te zijn toen hij de teksten in de middelbare schoolboeken las. Ik vraag me af hoe die misstand zolang heeft kunnen bestaan.
Jip en Janneke hebben een poosje op de vensterbank gezeten en naar buiten gekeken. Maar er kwam niemand voorbij, alleen maar een klein hondje.
Toen zijn ze plaatjes gaan kijken en alle plaatjesboeken hebben ze al uit. En het regent zo, het regent zo!
Jip kijkt naar de boekenkast. Daar onderin staan boeken met veel mooie gekleurde plaatjes. ‘Dat mag vast wel,’ zegt Jip, ‘Niemand kijkt ernaar.’
‘Hier, jij mag dit boek uitknippen en dan neem ik dat andere.’
Ze knippen zo ingespannen.
Sanders wijst erop dat Anie M.G. Smidt wel korte woorden zinnen gebruikt maar dat ze in haar tekst ook allerlei signaalwoorden zoals ‘en’, ‘maar’, ‘alleen maar’ en ‘toen’ verwerkt die het gemakkelijker maken om de verbanden te zien. Jip-en-Janneke-taal is niet de taal van Jip en Janneke. Maar de zogenaamde Jip-en-Janneke-taal is wel vervat in de zogeheten leesbaarheidsformules die al jaren in zwang zijn, maar die dus van geen kant blijken te deugen. Die zetten inderdaad volledig in op korte woorden en korte zinnen. Naast samenhang speelt overigens ook woordfrequentie, concreetheid van woorden en bepaalde grammaticale constructies een rol: het gebruik van de directe rede, van de onvoltooid tegenwoordige tijd en van actieve zinnen. De resultaten van het onderzoek, inclusief de wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen om de leesbaarheid van teksten te bevorderen, worden later dit jaar gepresenteerd. Er is in het onderzoek ook naar oogbewegingen gekeken om na te gaan wat moeite kost en welke verbanden worden gelegd. Om ze op begrijpelijkheid te toetsen zijn er al teksten aan leerlingen van middelbare scholen voorgelegd. Die toetsing is voor hem van doorslaggevend belang.
Frits Spits kreeg afgelopen februari de jaarlijkse populariseringsprijs van de landelijke onderzoeksgroep Taalwetenschap. Nu is hij voor zijn programma ‘De Taalstaat’ opnieuw geëerd met de Visser-Neerlandiaprijs van het ANV, die in het najaar aan hem zal worden uitgereikt. In dat wekelijkse KRO-NCRV Radioprogramma – twee uur lang, van elf tot één, elke zaterdag op NPO1 – wordt de Nederlandse taal in beweging op tal van manieren belicht. Het heet een vrolijk informatief programma te zijn dat wil vertellen hoe het met de taal staat. Op dit moment loopt er weer de jaarlijkse verkiezing van de beste leraar Nederlands van Nederland en België. Ik zou er geen enkel bezwaar tegen hebben als elke middelbare scholier er elke week naar zou luisteren, maar tal van fragmenten kunnen ook zo door leraren Nederlands in de les worden gebruikt. De prijzen voor Spits zijn zeer verdiend. Het programma staat ook met zijn betrokken presentatie.
De kwestie van de Jip-en Janneke-taal blijft een punt van zorg. Zo bestrijden we bij Pedagogiek in Praktijk Magazine het onnodige gebruik van jargon, maar erkennen dat, als het om het om kernbegrippen gaat, het gebruik van vaktaal onontbeerlijk en juist doelmatig is. Dergelijke woorden, waarin meestal complexe omschrijvingen worden samengevat, zorgen er juist voor dat we to-the-point kunnen komen. Vandaar dat ik het bijvoorbeeld onnodig vond dat Frits Spits Ed Sanders afgelopen zaterdag bijvoorbeeld liet blijken dat hij volgens hem in plaats van ‘coherentie’ beter ‘samenhang’ kon zeggen, omdat daarmee betekenis verloren dreigde te gaan.