De minister van onderwijs heeft met de accentverschuiving van ‘Kennis, Kunde, Kassa’ naar ‘Bildung, Betrokkenheid, Burgerschap’ niets minder dan een revolutie in het hoger onderwijs afgekondigd. Het is zeer de vraag of haar interventie zal slagen, want de afgelopen decennia heeft de overheid er juist toe bijgedragen dat de inhouden die nu blijkbaar weer en vogue raken systematisch uit de onderwijsprogramma’s werden verwijderd. De outputfinanciering, waarmee de overheid universiteiten en hogescholen op resultaten wenste af te rekenen, leidde binnen faculteiten Sociale Wetenschappen tot programma’s waarin filosofie en geschiedenis als overbodig werden geschrapt.
De noodzaak van de veranderingen die de minister voorstaat wordt op de meeste universiteiten niet gevoeld. De rector magnificus van de Radboud Universiteit verklaarde de roep om verandering die uit het Maagdenhuis opklonk tot typisch Amsterdams probleem. In Nijmegen verliep het overleg met de studenten volgens hem wel naar tevredenheid. Uit de Nationale Studentenenquête 2015 bleek ook al dat studenten in Nederland nu tevredener zijn dan ooit. Hoe haalt die minister het in haar hoofd om zulke ingrijpende veranderingen voor te stellen? De grote meerderheid van de studenten willen toch gewoon ‘Kennis, Kunde, Kassa’. En de beoordelingen van de onderwijsvisitatiecommissies waren ook altijd positief geweest. Die hadden geen enkele kritiek gehad op de verregaande extensivering. Sluit de minister met haar pleidooi voor kleinschalig onderwijs niet aan bij de wens van een lawaaiige maar voorts onbeduidende minderheid?
De minister zal nog een hele toer krijgen aan haar pleidooi voor meer betrokkenheid. Als er iets is misgegaan na de Maagdenhuisbezetting van 1969 is dat de wijze waarop de democratisering toen vorm gekregen heeft nooit echt is aangeslagen. Betrokkenheid bij het wel en wee van het universitaire bedrijf – dat natuurlijk geen bedrijf is – was ook toen een zaak van een kleine minderheid van de studenten. De grote meerderheid interesseerde zich er niet voor. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat nu anders ligt of de minister nu zelf van oordeel dat je er als student voor hoort te interesseren of niet.
Het lijkt erop dat de minister haar bevlogen verhaal, waarvoor ze steun van de Tweede Kamer kreeg, niet zonder slag of stoot door de instellingen van hoger onderwijs geaccepteerd zal krijgen. De keuze voor de werkvormen in het onderwijs is natuurlijk aan de instellingen en niet aan de overheid. De overheid ging toch over het wat en niet over het hoe. In het Kamerdebat werd inderdaad regelmatig gerefereerd aan het vertrouwen dat de overheid in de instellingen moet hebben. ‘Maar in dit geval even niet,’ moet de minister hebben gedacht. Voor de bekostiging van de duizenden nieuwe docenten die nodig zijn voor het kleinschaliger maken van het hoger onderwijs, wordt het geld ingezet dat door de afschaffing van de basisbeurs is vrijgekomen. De minister zal er op toezien dat het alleen daarvoor wordt gebruikt. Als dat maar goed gaat. Want als ze die inzet gaat toetsen op de manier waarop de overheid in de afgelopen decennia is gaan toetsen komt daar niets van terecht.