In de vorige eeuw was eigenlijk iedereen doordrongen van de enorme bezwaren die aan de Cito-toets kleefden. De toets, bedoeld als basis voor een advies dat tot een gepaste keuze voor het type voortgezet onderwijs aan individuele achtste groepers moest leiden, zou onbedoeld de doelen van het basisonderwijs gaan bepalen. Ook het Cito zelf zag het probleem, maar vond dat de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij haar lag. Zij kon er toch niets aan doen dat alleen de cognitieve doelstellingen te toetsen waren.
Er waren in de vorige eeuw ook wel een paar mensen die het probleem niet wilden zien. In deze eeuw tref je vooral mensen die er niet langer een probleem van willen maken. Zo stelde onderwijsminister Van Bijsterveldt in 2011 zelfs voor om de Cito-toets te beschouwen als het eindexamen Basisonderwijs. Inmiddels is het onjuist gebruiken van deze toetsuitslagen – dat wil zeggen, anders dan waarvoor ze bedoeld zijn – tot reguliere aanpak uitgegroeid. Staatssecretaris Dekker wil basisscholen op de Cito-toets uitslagen afrekenen. Ook de Inspectie vindt dat dat moet kunnen. De Tweede Kamer is vooralsnog tegen.
Hoewel ik iemand van het Cito het wel eens heb horen tegenspreken, zal voor iedereen duidelijk zijn dat uitgebreid oefenen met de toets de waarde ervan aantast. Als oefenen helpt levert dat immers in een hoger resultaat op en dus een onjuist advies. Inmiddels wordt er door ouders een flink bedrag aan Citotrainingen uitgegeven. In 1995 ging er nog geen cent naar bijles en huiswerkbegeleiding van basisschoolkinderen, in 2011 was dat al 13 miljoen. Helder is dat dat extra geld alleen maar ten goede komt van kinderen van ouders die het kunnen betalen. En daarmee is de Citotoets ook rechtstreeks een oorzaak van ongelijkheid van onderwijskansen.
Hoe is het nu mogelijk dat de Cito-toets ineens als de hoeder van gelijke onderwijskansen wordt opgevoerd? Dat is precies de grote verwarring die de Inspectie met de publicatie van haar jaarlijks rapport De staat van het onderwijs afgelopen week heeft weten te scheppen. Met ingang van vorig jaar wordt het advies van de basisschool(leraar) in het laatste basisschooljaar als doorslaggevend beschouwd en is de afname van de Cito-toets naar later in het jaar verschoven. De Inspectie was tegen die nieuwe aanpak waarin de Cito-toets in het advies minder zwaar zou wegen. Nu is gebleken dat leraren in het geval van kinderen van hoger opgeleide ouders een advies voor een hogere vorm van voortgezet onderwijs afgeven, heeft iedereen voetstoots aangenomen dat dat advies dus een onjuist advies was.
Met de gelijkheid van kansen is in het Nederlandse onderwijs bijzonder slecht gesteld. In vergelijking met de meeste andere landen om ons heen kennen wij een zeer vroege selectie. In die meeste landen is er een middenschoolachtig systeem. Bij ons zijn in de afgelopen decennia ook nog eens de mogelijkheden afgebroken om de fouten die bij de vroege selectie gemaakt worden te corrigeren. Het zogeheten stapelen, dat het gemotiveerde hardwerkende leerlingen de kans gaf om langs een lange weg in het hoger onderwijs te belanden, is om financiële redenen onmogelijk gemaakt. Veel brede brugklassen, die de deur naar hoger in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs openhielden, zijn verdwenen omdat de brede scholengemeenschappen uit de gratie raakten. Het zou voor de hand liggen als het Cito erop werd aangesproken als de schoolloopbanen sterk afwijken van wat het toetsinstituut had voorzien. Het omgekeerde is het geval. VO-scholen worden er door de Inspectie op aangesproken als zij Cito-toetsuitslagen van individuele leerlingen niet weten waar te maken.
We zitten in ons land met een groot probleem, omdat bij het advies allang niet meer om het advies voor de meest passende vorm van voortgezet onderwijs gaat. Het gaat alleen nog maar om ´hoe hoger hoe beter´. Toen minister Bussemaker er vorig jaar nog over klaagde dat iedereen tegenwoordig alleen nog maar hoger op wil, viel het hele land over haar heen. In werkelijkheid had haar klacht natuurlijk betrekking op de beschamende onderwaardering voor alle vormen van onderwijs onder het allerhoogste niveau. Maar het andere probleem is minstens even groot. In een paar dagen heeft de overtuiging postgevat dat gelijke kansen in het Nederlandse onderwijs gerealiseerd kunnen worden door de Cito-toets haar prominentere plek terug te geven. Dat is een grote misvatting.
Leuk geschreven stuk met daarin zeker een aantal pijnpunten van het huidige systeem. Absoluut eens dat een Cito-toets prominenter maken de problemen niet oplost. Je lost problemen niet op met een simpele toets en wat cijfertjes die een uitslag geven.
Mee eens!
Het is ook vreemd dat de discussie nu is of de centrale eindtoets weer naar voren moet worden gehaald. Het onderzoek uit De staat van het onderwijs waaruit lijkt te blijken dat de adviezen voor het VO de verschillen doen laten toenemen is een onderzoek uit de periode 2009-2014. Toen was de Cito eind toets nog gewoon in maart!
Ook hoor in “niemand” meer over de argumenten vóór het verplaatsen van de Cito toets naar achteren: Cito is een foto en leerlingvolgsysteem en oordeel van leerkracht is een film. Dat blijft een argument.
Ten slotte weet elke verandermanager dat je een verandering de kans moet geven en niet na direct weer moet omgooien.
Fred Delhaas
De overwaardering van Cito kent geen grenzen! Inderdaad moet je veranderingen de kans geven om te groeien, zoals Fred ook zegt. In het onderwijs verlangen we naar rust zodat we doen kunnen waar we goed in zijn nl. met passie kennis overdragen. Dit ipv steeds maar weer ‘afgerekend’ worden en tot over onze oren in de (verantwoordings)administratie te zitten! Persoonlijk kan ik zeggen dat ik 100x liever m’n tijd besteed aan het voorbereiden en ontwikkelen van goede en interessante lessen. Graag samen met m’n collega’s! Zonder elke keer het gevoel van wantrouwen over alles wat we doen. Vertrouwen: dat hebben we nodig! Cito denkt alleen maar aan z’n eigen verdiensten……