Over het recht op hoger en de basisschoolleraar die geen goed meer kan doen

Delen:

Het rapport van de onderwijsinspectie, waarin duidelijk werd dat slimme kinderen van lager opgeleide ouders een lagere vorm van voortgezet onderwijs krijgen geadviseerd, heeft in korte tijd een stokoude discussie gerecycled, al is het maar voor even. Aan de hand van één onderzoeksproject is de geschiedenis snel verteld. Eind jaren vijftig, toen vanuit de VS de ambitie was overgewaaid om gelijke onderwijskansen te scheppen, startte de Leidse socioloog Van Heek zijn project ‘Het verborgen talent’. Het denken in termen van erfelijk privilege maakte ook politiek snel plaats voor een meritocratisch denken, dat toen nog onverbloemd stond voor de beste man op de beste plaats. Het ging dus aanvankelijk niet zozeer om het recht van arbeiderskinderen op dezelfde onderwijskansen, maar vooral om het belang van de samenleving om voorhanden talent niet verloren te laten gaan. Het project van Van Heek liep eind jaren zeventig op een deceptie uit. Ondanks alle inspanningen was het niet mogelijk gebleken om gelijke kansen te scheppen. Kinderen van lager opgeleide ouders bleven – individuele uitzonderingen daargelaten – in de lagere regionen van het voortgezet onderwijs terecht komen. Het verbeterde onderwijs zorgde hooguit voor een algemene upgrading: alle kinderen werden slimmer. Maar de verschillen bleven bestaan. Het onderwijs als geheel bleef onverbeterlijk de ongelijke maatschappelijke verhoudingen reproduceren.

Aanvankelijk moesten kinderen, die naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs wilden, toelatingsexamen doen. Vaak werden de talentvolle kinderen in de laatste twee klassen van het lager onderwijs daarvoor apart klaargestoomd. Na de invoering van de Mammoetwet in 1968 namen het advies van de onderwijzer en de Citotoets de rol van het toelatingsexamen over. Daarbij ging het uitdrukkelijk niet om selectie, maar om allocatie. De vraag was: In welke afdeling van de volgende verdieping van het onderwijsgebouw zal deze leerling het best gedijen? Voor een goed advies liet de onderwijzer vanzelfsprekend ambitie, motivatie en omstandigheden meewegen. De socioloog Cees Schuyt wees er ooit op dat er talentvolle leerlingen zijn die het in de hogere vormen van het voortgezet onderwijs niet redden omdat ze behept zijn met sociale hoogtevrees. Moet je als leerkracht in je advies met dergelijk factoren rekening houden? Dat dat gebeurt kan in ieder geval verklaren waarom basisschoolleraren nu in vijf op de zes gevallen niet bereid om hun advies bij te stellen bij een hogere Cito-uitslag. Ze vinden dat ze het beter weten en hebben meestal nog gelijk ook. Alleen als je vindt dat het recht op hoger van de individuele leerling prevaleert boven het recht van de samenleving op zorgvuldige allocatie kun je het met deze gang van zaken oneens zijn. Nog afgezien van het verdriet dat kinderen wordt aangedaan die willens en wetens met een onmogelijke taak worden opgezadeld.

In de publieke discussie heeft het standpunt dat de uitslag van de Citotoets de doorslag moet geven het allang gewonnen. De adviserende basisschoolleraar is hiermee in een onmogelijk parket terecht gekomen. Zij of hij kan het eigenlijk nooit meer goed doen. Het grote probleem is dat in de afgelopen veertig jaar de correctiemogelijkheden op een verkeerde allocatie systematisch zijn afgebroken. De vraag is wiens idee dat is geweest en wie dat heeft laten gebeuren. In dat kader is het navrant dat PvdA-leider Diederik Samsom het afgelopen weekend pleitte voor brede scholengemeenschappen, waarin de brede brugklassen een plaats hebben die in de oorspronkelijke Mammoetwet waren voorzien, maar die gaandeweg zijn verdwenen. Als bijdrage aan de gelijke kansen die hij er mee zegt te willen scheppen is het niet meer dan een doekje voor het bloeden. Of hebben we hiermee echt de discussie over de middenschool terug? Samsom heeft, nog voordat iemand ernaar vroeg, de angst weggenomen dat hij het categorale gymnasium zou willen afschaffen.wizkids

2 gedachten over “Over het recht op hoger en de basisschoolleraar die geen goed meer kan doen

  1. Fijn dat de hele discussie weer eens in een historisch perspectief geplaatst wordt, in deze tijd waar het eerder lijkt te gaan om dagkoersen mbt wel/niet Cito!

  2. In de discussie over de selectie van kinderen binnen het onderwijs en de kans van kinderen uit achterstandssituaties om door te stromen wordt vergeten dat heel basale ontwikkelingen bij het kind zich al op jonge leeftijd afspelen. Het kind uit achterstandssituaties (inclusief allochtone kinderen ) hebben volgens onderzoek al een grote achterstand opgelopen op het moment dat zij als vierjarige het basisonderwijs binnenstromen. Een achterstand die tot een jaar kan oplopen!

Laat een antwoord achter aan Loes Houweling Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *