Hoe het onderzoek naar geweld kan bijdragen aan de kwaliteit van de jeugdzorg

Delen:

Het vooronderzoek van de Commissie De Winter toonde aan dat wetenschappelijk onderzoek naar fysiek en psychisch geweld in de jeugdzorg vanaf 1945 aan niet alleen mogelijk en maar ook nodig is. Door middel van verschillende methoden, zoals archief onderzoek en oral-history bijvoorbeeld, kan een betrouwbaar beeld van de afgelopen periode worden geboden, al kan er over de omvang van het geweld in het verleden niets met zekerheid worden gezegd. Dat geldt wel voor de actuele situatie en daar ligt dan ook de prioriteit.

Bij de commissie hadden zich in de periode van het vooronderzoek al zo’n 200 mensen met hun persoonlijke verhalen gemeld, terwijl er niet eens een meldpunt was opengesteld. Uit hun verhalen kon worden opgemaakt dat het slachtoffers te doen is om erkenning. Men realiseert zich, aldus de commissievoorzitter, dat aan dat verleden niets meer te veranderen is. Ook hen gaat het om de kinderen van vandaag die in overheidsinstellingen of pleeggezinnen verblijven. Ik ben benieuwd of, zodra er over twee jaar gerapporteerd wordt, zich inderdaad minder mensen met claims in de media zullen melden dan bij de rapportage van de commissie Deetman over het misbruik in de Katholieke kerk.

Hoewel het actuele belang van het historische onderzoek dus beperkt is, heeft het beschrijven van de zwarte bladzijde in de geschiedenis van de jeugdzorg een belang op zichzelf. Dergelijk historisch onderzoek is echter allesbehalve een gemakkelijke klus. Daar komt nog eens bij dat er in het begin van de te onderzoeken periode nog heel anders tegen het gebruik van geweld in de opvoeding werd aangekeken. Met de invoering van de leerplicht, in 1901, werd ook het slaan op school wettelijk verboden, maar het verdween eigenlijk pas echt vanaf de jaren zestig.  Dat betekent dat in de eerste twintig haar van de onderzoeken periode geweld op school nog aan de orde van de dag was. Dat zal in jeugdzorginstellingen niet veel anders geweest zijn. De vraag is hoe dan ook in hoeverre het beeld van wat er in pleeggezinnen in die jaren omging afwijkt van wat er in gewone gezinnen gebeurde.

Als het om de lessen gaat die we voor de huidige situatie moeten leren geeft De Winter al op een aantal punten een zekere richting aan. Opvoeden van kinderen in instellingen die voor hen het gezin moeten vervangen is hoe dan ook een complexe aangelegenheid. Als het om het waarborgen van de veiligheid gaat is nadere protocolisering niet de aangewezen weg. Hoe fijnmaziger de regeling, hoe groter de aandrang om die mazen te vinden en hoe sterker het excuus dat men – als er toch sprake is van geweld –  zich toch aan het protocol heeft gehouden. Het is hoe dan ook de vraag of het onderzoek, gegeven wat we allemaal al over geweld in de jeugdzorg weten, iets zal bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe manieren om de veiligheid te waarborgen van kinderen die aan de zorgen van de overheid zijn toevertrouwd. We weten nu al dat het cruciaal is dat de kwaliteit van de professionele pedagogische zorg op orde is, het toezicht op peil is en dat er altijd een instantie is waarbij de kinderen terecht moeten kunnen om vrijuit hun verhaal te doen. Laten zien dat veruit de meeste instellingen aan die voorwaarden voldoen is van het grootste belang. Dat komt door de ongekende media-aandacht voor het noodzakelijke werk van de Commissie De Winter namelijk wel erg in de verdrukking.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *