Vorige week vrijdag legde minister-president Rutte in zijn laatste radio-interview van 2017 uit dat je je als politicus niet altijd op feiten kunt baseren, omdat je het gewoon niet altijd weet. Als voorbeeld om zijn stelling te onderbouwen koos hij de discussie in het kabinet over de invloed de klassengrootte, het aantal leraren en het aantal lesuren op de kwaliteit van het onderwijs: ‘Er zijn partijen die zeggen, je moet minder uren voor de klas staan als leraar, toch hetzelfde salaris en je moet kleinere klassen hebben. Er zijn ook partijen die zeggen, dat is helemaal niet waar, dat heeft helemaal geen invloed op de kwaliteit. Daar wordt heel verschillend over gedacht. Toch zijn er partijen die passioneel het één, en die passioneel het andere verdedigen. Dat is politiek! Wij maken permanent keuzes in schaarste. Je kunt nooit alleen besluiten nemen op basis van perfecte informatie.’
Het schokkende van deze hartenkreet is niet het inzicht dat politiek-bestuurders knopen moeten doorhakken en daarbij voortdurend keuzes moeten maken. Het schokkende is dat dit kijkje in de keuken toont hoe aan de regeringstafel systematisch wordt genegeerd wat we wel uit wetenschappelijk onderzoek weten. Het gaat daarbij immers om wat partijen vinden en om wat partijen passioneel verdedigen. Dat verklaart waarom de wetenschappelijke kennis omtrent de bewezen ineffectiviteit van programma’s van voor- en vroegschoolse educatie, om maar een voorbeeld te noemen, die regeringstafel nooit zal bereiken. Dat komt namelijk doordat al die partijen er passioneel voor zullen blijven zorgen dat die kennis de regeringstafel nooit zal bereiken.
Vandaag (28 december 2017) las ik in de Volkskrant dat serieuze onderwijsonderzoekers de strijd blijkbaar hebben opgegeven. Het lijkt erop dat ze het echte onderzoek naar de effectiviteit van onderwijsmethoden hebben gestaakt. De Universiteit van Maastricht heeft althans besloten om op basisscholen onderzoek te gaan doen naar de relatie tussen luchtkwaliteit en prestaties van leerlingen. Men denkt, getuige de kop van het artikel, in frisse lucht een beter middel gevonden te hebben om de CITO-score te verhogen. Hoogleraar Finance Piet Eichholtz zegt althans letterlijk te hopen om met dit onderzoek een bijdrage te kunnen leveren aan de discussie over hoe er het best geïnvesteerd kan worden in verbeteringen in het basisonderwijs.
Beste Bas,
Ik zou het voorbeeld van Rutte eerder ‘gebakken lucht’ willen noemen omdat wanneer we in wetenschappelijk onderzoek geen effect kunnen vinden het niet zo is dat er geen effect is. Misschien denken we verkeerd of meten we de verkeerde dingen. In dat verlengde is het misschien de misvatting dat je met een enkele ‘methode’ een fors effect kunt behalen. De Utrechtse hoogleraar Kok poneerde dat al in 1972, waarbij hij zei dat het (school)klimaat, het professionele handelen (didactiek) en een specifieke methode eventueel gericht op een specifiek probleem met elkaar samen kunnen werken voor een beter leerresultaat. Het klimaat was volgens hem de basis. Theo Thijsssen beschreef dat al in 1926 in het boek ‘de gelukkige klas’.
Uiteraard is daar veel onderzoek naar gedaan en uit al die onderzoeken blijkt dat de prestaties van leerlingen erop vooruitgaan bij een goed klimaat in de klas en op school. Voor een goed klimaat (zie Thijssen!) is een responsieve leerkracht nodig, voldoende rust en ontplooingsmogelijkheden en een stukje autonomie van de leerling nodig. Ook dit is uitvoering mbt. onderwijs onderzocht in de Zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci met eensluidende resultaten uit veel empirisch onderzoek.
Ook uit veel onderzoek blijkt dat leerkrachten een goed klimaat alleen neer kunnen zetten als ze zelf ook een goed werkklimaat ervaren (paralelle processen).
Wanneer die voorwaarden niet aanwezig zijn, keldert het klimaat, wordt er meer gepest, is er meer agressie in de klas en leren kinderen minder volgens ons onderzoek. Niks nieuws onder de zon.
Voor premier Rutte het advies: ‘schoenmaker blijf bij je leest’.
Peer van der Helm is lector bij het Expertisecentrum Jeugd van de Hogeschool Leiden en doet onderzoek naar de effecten van het klasseklimaat in het speciaal onderwijs.