Pierre de Coubertin, pedagoog en grondlegger van de moderne Olympische Spelen, liep rond in Parijs, ten tijde van de Olympische Spelen in 2024. Nieuwe vormen van intelligentie stelden mij en mijn gezelschap in staat om van gedachten te wisselen met de baron, ook al was het alweer 161 jaar geleden dat hij in deze stad geboren werd. Met welke ogen keek De Coubertin naar de recente Spelen? Voldeden deze moderne Spelen nog wel aan zijn idealen over de speelse en sportieve opvoeding?
Staande op zijn geliefde Eiffeltoren, die hij met eigen ogen opgebouwd had zien worden, zag hij in de verte speelse taferelen in een zandbak. Het fenomeen beachvolleybal was hem onbekend. Een stukje verderop, op de Place de la Concorde, werd De Coubertin bijgepraat over ‘urban sport’, en keek hij zijn ogen uit bij het zien van ‘breakdancing’ (of ‘breaking’). Enigszins verbijsterd keek hij naar de bewegingen die werden gemaakt op een ritme dat hem volledig vreemd was. Hij was altijd al een groot voorstander geweest van de versmelting van sport en kunst en ook deze moderne integratie van dans, muziek en sport sprak hem aan.
Tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs in 1889, toen het eeuwfeest van de Franse Revolutie werd gevierd, werden ook sportwedstrijden gehouden. Zo deden er zestienduizend turners mee, ruim meer dan de tienduizend atleten tijdens de OS van 2024. De sportwedstrijden werden destijds afgewisseld met congressen waar het belang van de lichamelijke opvoeding uiteen werd gezet. De Coubertin presenteerde daar ook zijn ideeën over het superieure karakter van de Engelse opvoeding en scholing. Datzelfde jaar, in 1889, publiceerde hij L’Education Anglaise en France. De Engelse sportieve opvoeding associeerde hij vooral met het vrije spel, dat hij contrasteerde met de te ver doorgevoerde disciplinering van het lichaam, de specialisering en rationalisering van de sport die hij bijvoorbeeld herkende in de Duitse gymnastiek en de Amerikaanse sport.
‘All this is not education, it is animal rearing.’
Wat dat betreft kon de baron zijn hart ophalen aan de nieuwe sporten zoals beachvolleybal, 3×3 basketbal, breaking en skateboarden. Maar wat zou De Coubertin ervan vinden dat aan deze Olympische Spelen van 2024 voor het eerst bijna evenveel vrouwen als mannen meededen, en dat er zelfs een 11-jarig meisje deelnam? Een precaire vraag, zo blijkt. Bij de Coubertin gingen de Spelen vooral om de verheerlijking van het mannelijk atletisch vermogen, met als beloning het applaus van de vrouwen. In het recent verschenen What Are the Olympics For? (2024) beschrijft Jules Boykoff hoe ongepast en oninteressant De Coubertin de deelname van vrouwen aan de Spelen beschouwde. De bijdrage van de vrouw bestond vooral uit het voortbrengen van een groot aantal sterke kinderen, en uit het aanmoedigen van uitblinkende zonen.
Voorzichtig breng ik het thema sportende vrouwen ter sprake. Ter verdediging van zijn oude geschriften wijst De Coubertin erop dat het de tijdsgeest was, waarin er zonder probleem gesproken kon worden over het superieure ras, dat het volste recht had om ‘lagere rassen’ privileges te ontzeggen, zoals deelname aan sport. Ook wijst hij er op dat er wel degelijk sprake was van voortschrijdend inzicht. Tijdens de Spelen van 1924, eveneens in Parijs, sprak hij de woorden: “Is there any need to recall that the Games are not the property of any country or of any particular race, and that they cannot be monopolised by any group whatsoever? They are global. All people must be allowed in, without debate.”
Zijn reactie anno 2024 is opvallend mild en getuigt inderdaad van voortschrijdend inzicht. Nadat hem werd uitgelegd wat skateboarden inhield, en hij de 11-jarige Zheng Haohao aan het werk zag, sprak hij zelfs zijn grote bewondering uit over deze prestatie van de jonge Chinese tiener. Het plezier spatte ervan af. De Coubertin wond zich zichtbaar op toen hij enkele gemakzuchtige pedagogische commentaren las over de deelname van dit jonge meisje (‘o wat zielig, bescherm ze tegen de gemene grote mensen’). In zijn tijd was het normaal dat een tienjarige een medaille haalde. En hier, bij het skatebarden zag hij geen enkele druk, er was louter sprake van speels plezier op de board. “I started skateboarding just to meet people and have fun,” aldus Zheng. “This Olympic competition is probably the one I’ve the least pressure and I’m the least nervous.”
Toen hij hoorde dat de veertienjarige Arisa Trew de wedstrijd had gewonnen, maakte hij zich eerder zorgen over een oudere generatie, en of die het wel konden opnemen tegen deze speelse en vrolijke tieners. Die vraag kreeg nog meer betekenis toen hij de wedstrijden van breakdancing bijwoonde, en hij de enige bleek die waardering kon opbrengen voor de dans van de 37-jarige Rachael Gunn. Voor Australië mocht Gunn meedoen aan deze nieuwe Olympische discipline. Ze eindigde als laatste met de uitzonderlijke score van nul punten. Wereldwijd werd zij vervolgens beschimpt en bespot en sprak men schande over haar deelname. Hoe haalde ze het in haar hoofd om het te durven opnemen tegen de veel sterkere tieners? De parodie van Gunn’s imitaties van een kangoeroe bij de Tonight Show van Jimmy Fallon was slechts een van de vele vormen van spot die haar ten deel viel.
Hier was het de beurt aan De Coubertin om een kritische vraag te stellen over de hedendaagse tijdsgeest en hoe disrespectvol de massale aanval op deze ‘oudere vrouw’ (zijn woorden) was. Het getuigde juist van moed om het te durven opnemen tegen een overduidelijk veel beter toegeruste generatie voor het uitvoeren van speelse capriolen. Het was een verfrissend geluid van de pedagoog, die zich geen zorgen maakte over de deelname van jonge kinderen aan de Olympische Spelen. Integendeel. Het waren in zijn ogen juist de oudere atleten die tegen de jeugdige overmacht beschermd dienden te worden. Zijn waardering groeide toen hij vernam dat Gunn niet alleen een breakdancer was, maar tevens wetenschapper, druk doende met wetenschappelijk veldwerk. Ironisch genoeg ging haar promotieonderzoek over vormen van uitsluiting waar ze als meisje mee te maken had gehad (“Don’t Worry, it’s Just a Girl!”).
De Olympische Spelen moeten een viering blijven van jeugdige kracht, virtuositeit en speelsheid, en wat dat betreft was de aanwezigheid van de speelse tieners voor De Coubertin een verademing. Het hoogtepunt van deze fascinerende en opwindende tijdreis was echter de 37-jarige Australische die een kangoeroe nabootste. Dat paste bij uitstek in het adagium waarmee hij in 1889 L’Education Anglaise en France afsloot: Spelen voor het vaderland. ludus pro patria!
Ivo van Hilvoorde