GEBRUIK (EN MISBRUIK) VAN HET ADOLESCENTENDAGBOEK

Delen:

Op zekere dag verschaft een vader, vooraanstaand arts en hoogleraar te Wenen, zich toegang tot de dagboeken van zijn dan zestienjarige zoon, Arthur Schnitzler (1862-1931), die later eveneens arts zal worden, maar vooral furore zal maken als schrijver. 

In het dagboek schrijft de jongeman openhartig en gedetailleerd over zijn seksuele escapades met diverse ‘Griekse godinnen’, zoals hij ze noemt. Zijn vader is allesbehalve enthousiast over wat hij leest, roept zoonlief ter verantwoording en geeft hem een ‘vreselijke uitbrander’. Om zijn argumenten tegen Arthurs strapatsen kracht bij te zetten, laat hij hem in zijn spreekkamer de meest afstotelijke illustraties uit een standaardwerk over geslachtsziektes en huidaandoeningen zien. Kennelijk met effect, want de jongen zal een tijd lang meer voorzichtigheid betrachten.

Voor Arthur is daarmee de kous echter niet af, want hij is ontzet over de inbreuk op zijn privacy en noemt zijn vader ‘achterbaks’. In zijn autobiografie schrijft Schnitzler er later over: ‘De onuitwisbare herinnering aan die vertrouwensbreuk was er ongetwijfeld voor een deel verantwoordelijk voor dat we nooit tot een volkomen openhartige relatie konden komen’. Als enige tijd later op school een docent zijn dagboek schendt, voelt hij zich wederom verraden; hij zegt tegen een vriend dat hij zichzelf nu ‘alleen nog maar overhoop kon schieten’.

Dat is er gelukkig niet van gekomen, want dan zouden we een indrukwekkend oeuvre – met toneelstukken zoals het scandaleuze Reigen, romans en verhalen zoals de Droomnovelle – zijn misgelopen. In dat oeuvre spelen het onbewuste en de seksuele driften een prominente rol. Sigmund Freud heeft Schnitzler ter gelegenheid van diens verjaardag gecomplimenteerd met zijn inzicht in de menselijke geest en het seksuele driftleven. De ‘Griekse godinnen’ hadden hem dus kennelijk toch nog goede diensten bewezen. 

De historicus Peter Gay schrijft over het dagboekincident in De eeuw van Schnitzler (2002) en voegt eraan toe dat Arthur nog voor zijn twintigste levensjaar al zijn dagboeken vernietigde. Wel onttrok hij er aantekeningen aan (met een voorkeur voor zijn jeugdige overtredingen), waaronder de verwijzing naar de ‘misdaad’ van zijn vader.

Toen het proces tegen Marco Borsato, beschuldigd van zedenfeiten met een minderjarig meisje, in de media werd verslagen, moest ik onwillekeurig aan de hierboven beschreven affaire denken. In dat proces lijkt het dagboek van het vermeende slachtoffer een belangrijke rol te spelen. Het werd gevonden door de moeder die daarmee ontdekte dat de zanger haar dochter vijf jaar lang zou hebben betast. Ze stuurde aan op een aangifte, die in 2021 werd gedaan door de inmiddels volwassen dochter.

Het proces is op moment van schrijven afgerond, maar de uitspraak wordt pas over ruim een maand verwacht. Over de uitkomst ervan valt nu dus niets met zekerheid te zeggen, al lijkt wel duidelijk dat geen van de partijen er zonder ‘psychologische schade’ uit tevoorschijn zal komen. Het juridische oordeel is aan de rechter.

Ik ben echter benieuwd hoe de informatie uit het dagboek zal meewegen in de uitspraak en eventuele strafmaatbepaling (of vrijspraak). Het Openbaar Ministerie enerzijds en Borsato’s verdediging anderzijds lijken primair te hechten aan de vraag of het dagboek authentiek is: is het daadwerkelijk door het meisje geschreven, is het niet later aangevuld of gecorrigeerd of zelfs achteraf gefabriceerd. 

Het OM heeft alle vertrouwen in de authenticiteit ervan, terwijl de verdediging van Borsato die juist aanvecht. Die laatste wijst er onder meer op dat Borsato in het dagboek maar weinig voorkomt en slechts één keer in verband met grensoverschrijdende handtastelijkheden. De verdediging vermoed dat die passage later is toegevoegd.

Los van de authenticiteit bestaat er kennelijk er geen twijfel over de rechtmatigheid van het gebruik van het dagboekmateriaal in de rechtszaal. Maar is het dagboek daarmee in juridische zin vogelvrij? Volgens artikel 16 van het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties heeft ieder kind recht op privacy en moet de overheid kinderen beschermen tegen inmenging in hun privé- en gezinsleven. 

In psychologische zin zou je het zeker als een inbreuk op de privacy van de dagboekschrijfster kunnen opvatten, waarbij niet alleen die ene verwijzing naar de handtastelijkheden van Borsato wordt onthuld, maar ook veel andere privé-informatie wordt prijsgegeven.

Psychologen zien dagboeken vaak als een rijke bron van informatie over pubers en adolescenten en gebruiken soms ook dagboekmethoden in hun onderzoek. Dat soort dagboeken zijn vaak gestuurd en gericht op specifieke thema’s, zoals conflicten met de ouders of het geworstel met de identiteit. Veel interessanter zijn echter spontaan geschreven dagboeken. Naar schatting houdt zo’n 40 procent van alle adolescente meisjes en 20 procent van de jongens weleens een dagboek bij; soms kort, soms voor langere tijd, soms aaneengesloten, soms met onderbrekingen. Het consequent bijhouden van een dagboek vergt enige discipline; niet per se het sterkste punt van adolescenten.

De meesten adolescenten zien hun dagboek als een ‘safe space’, niet bedoeld voor andere ogen en zeker niet die van de ouders; ze beschouwen het als ‘geheim’, sluiten het af en/of verstoppen het. Het dagboek biedt (of is) een ruimte voor zaken die ze niet met iedereen willen delen. 

Om een dagboek op waarde te kunnen schatten is de authenticiteit ervan belangrijk (Holocaustontkenners hebben de echtheid van het dagboek van Anne Frank regelmatig in twijfel getrokken), maar authenticiteit is niet hetzelfde als waarheid. Met dat oogpunt worden dagboeken, en zeker die van adolescenten, meestal niet geschreven. Veel dagboekschrijvers gebruiken de ‘veiligheid’ van het dagboek om hun emoties, gedachten en verbeelding de vrije ruimte te geven, ze bedenken een imaginaire vriendin (zoals Anne Frank deed met Kitty) of alter ego dat niet gehinderd wordt door de beperkingen van de dagelijkse realiteit. 

Minderjarige kinderen hebben juist in de adolescente fase behoefte aan zo’n vrije ruimte, tenminste in psychologische zin. De uitkomst van het proces tegen Borsato, schuldig of niet, zal voor alle partijen een pijnlijke worden, zoveel is al wel duidelijk. Het uiteindelijke oordeel van de rechter zullen we moeten afwachten. Nu kunnen we echter al wel constateren dat het een vervelende ‘bijvangst’ van het proces zou zijn wanneer ouders uit deze zaak zouden opmaken dat het wellicht raadzaam is het dagboek van hun kinderen te controleren.

Maar goed, voor nu ben ik vooral benieuwd hoe de rechter het dagboek zal wegen in haar oordeel.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *