In de laatste Linda zijn de bevraagde wetenschappers het niet helemaal eens. Channah Zwiep, pedagoog en ontwikkelingspsycholoog, geeft aan dat masturbatie op jonge leeftijd lichamelijk gezien de normaalste zaak van de wereld is. Van de peuters masturbeert 25 tot 40 procent. De opwindingcyclus is dezelfde als op latere leeftijd al gaat die pas in de puberteit gepaard met fantasieën. Kinderen vinden het heerlijk om zich genitaal te bevredigen, het zijn de volwassenen die zich er ongemakkelijk onder voelen. Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont ziet wel gevaren. Seksuele gepreoccupeerdheid op jonge leeftijd kan een voorteken van misbruik zijn, al hoeft dat niet. Vooral je kind niet het gevoel geven dat het iets slechts doet, is de boodschap. Maar masturberen waar anderen bij zijn? Er zijn nu eenmaal normen over wat we en publique doen en laten. Daar moeten opvoeders het hoe dan ook met kinderen over hebben. En wat de seksualiteit zelf aangaat vindt Pont dat kinderen vooral ook veel zelf moeten ontdekken. Hij keert zich tegen de overdreven uitleggerigheid die van de moderne opvoeder bezit genomen lijkt te hebben.
Sigmund Freud deed eind negentiende eeuw de opzienbarende en belangwekkende ontdekking dat het kind een seksueel wezen is. De fout die hij daarbij volgens mij maakte was dat hij het kind daarmee met een volwassen vorm van seksualiteit opzadelde. Die fout doortrekt ook het artikel van Suus Ruis in de Linda van september 2016. Het verhaal staat bol van de voorbeelden van kinderen waarin het onderscheid tussen kinderlijke en volwassen seksualiteit volkomen wordt genegeerd. Het begint al met haar eigen verhaal over de echoscopie waarop haar zoon in wording, tot dol enthousiasme van haar echtgenoot, een heuse erectie toont. Een bonte rij pikante voorbeelden passeert de revue. Als de kinderlijke en de volwassen seksualiteit niet op één hoop worden gegooid is het voor ouders ook veel gemakkelijker om om te gaan met een kind dat voortdurend tegen je aan komt rijen. Dan snap je immers dat genitale stimulatie voor jonge kinderen weliswaar een lekker gevoel oplevert, maar weet je er ook voor te zorgen – door het eenvoudig af te leiden bijvoorbeeld – dat het er niet door gepreoccupeerd raakt.
Het is een vergissing om te denken dat als de seksuele geborneerdheid bij de ouders verdwenen is alle problemen zijn opgelost. Ook als je met seksualiteit geen enkel probleem hebt kun je je als ouder zorgen maken over de seksualisering van de samenleving. Want uiteindelijk gaat het in de opvoeding niet alleen om de voorwaarden voor een probleemloze seksuele ontwikkeling van kinderen, maar ook om het beeld van het volwassen leven dat je ze voor wilt houden. De kort voor Christus geboren Romeinse filosoof Lucius Seneca schreef er toen hij het allemaal bevatten kon een kort essay over onder de titel De brevitate vitae. Voor mij is de portee van dat verhaal dat het bij de kunst van het leven niet alleen maar gaat om wat lekker is. ‘De kunst is lang en het leven is kort’ is Seneca’s credo. Ik vertaal de boodschap zo: ‘Het is misschien het lekkerste wat er bestaat, maar je kun toch niet dag in dag uit met je piemeltje in je hand gaan zitten.’ Ik ben het er helemaal mee eens.
Suus Ruis (2016). Kreunend op een teddybeer. Linda 146, september 2016, 48-51.
“Het is misschien het lekkerste wat er bestaat, maar je kun toch niet dag in dag uit met je piemeltje in je hand gaan zitten.’ Ik ben het er helemaal mee eens.”
bovenstaande onderschrijf ik ten zeerste.
Als volwassenen zijn we verantwoordelijk voor de seksuele ontwikkeling van het kind alsmede de handhaving van seksuele normen en waarden.
We moeten er voor waken dat seksueel (onaangepast) gedrag als normaal ervaren gaat worden. Hiermee doen we het jonge kind te kort en geven we verkeerde boodschappen af.