Het nieuwe boek van neurobioloog Dick Swaab heb ik nog niet gelezen, maar dat is ook niet nodig om te kunnen reageren op de voor velen provocerende uitspraken die hij in interviews naar aanleiding van het verschijnen van Het creatieve brein alweer heeft gedaan. Die gaan opnieuw over het niet bestaan van de vrije wil en over de zinloosheid van opvoeding. Het interview in de Volkskrant van 24 september 2016 reageert hij op de vraag of hij toch niet denkt dat zijn twee kinderen goed terecht gekomen zijn omdat hij ze achter de broek gezeten heeft als volgt: ‘Nou, mij wordt altijd verweten dat ik er nooit was. Ik antwoordde dan: en daarom zijn jullie zo aardig geworden. En we hadden een taakverdeling: mijn vrouw voedde op en ik voedde af.’ Maar volgens Swaab had dat gezwoeg van zijn echtgenote helemaal geen zin: ‘Ze dacht dat ze stuurde, met ontzettend veel energie, en je zag het gewoon mislukken. Ik denk dat je niet kunt opvoeden. Je hebt honderden opvoedsystemen die nooit goed onderbouwd zijn, omdat dat niet kan. Wat je moet doen is kinderen een warme, veilige, stimulerende omgeving geven waardoor ze de capaciteiten waarmee ze geboren zijn kunnen ontwikkelen.’
Swaab weet niet dat pedagogen het scheppen van goede voorwaarden ook onder de noemer opvoeding scharen. Swaab weet blijkbaar ook niet dat pedagogen heus wel weten dat dat het effect van het intentionele opvoeden beperkt is en dat er zelfs sprake is van een gigantische overschatting van de invloed van de opvoeder. Die overschatting is overigens uiterst functioneel, omdat ze zorg draagt voor de niet aflatende verantwoordelijkheid die bijvoorbeeld zijn vrouw op zich nam. Maar het is de vraag of hij pedagogisch gezien weg kan komen met de taakverdeling die hij en zijn vrouw erop nahielden. Het verwijt van zijn kinderen dat hij er nooit was zou grote gevolgen voor hun vorming kunnen hebben gehad. Er zijn kinderen die dat als ontwrichtende vorm van miskenning ervaren.
In het interview in NRC-Handelsblad van 24 september 2016 betrekt hij opnieuw zijn stelling over de vrije wil als illusie: ‘Juristen zeggen dat de hele rechtspraak is gebaseerd op vrije wil en die worden heel boos als je ze uitlegt dat die niet bestaat. Maar waarom? Volgens mij is het niet belangrijk voor de rechtspraak. We leven in een complexe maatschappij en die kan alleen bestaan als er regels zijn. Je moet je aan regels houden en als je dat niet doet, moet je daarop gewezen worden. In de apenmaatschappij krijg je een lel, wij hebben dat uitbesteed aan de politie en aan juristen. Als je die lel niet krijgt wordt de maatschappij boos. Die wil (?, B.L.) dat de regels gehandhaafd worden.’
De erkenning van het feit dat er regels bestaan zou je al als een inbreuk op Swaabs materialisme kunnen beschouwen. Maar Swaab ziet dat blijkbaar niet in en zijn determinisme leidt onontkoombaar tot een cirkelredenering van de vorm: de vrije wil bestaat niet, omdat de vrije wil niet bestaat. Hij onderschat overigens wat hij met zijn publicaties al bewerkstelligd heeft. Er zijn al juristen die als consequentie van de uitkomsten van hersenonderzoek het hele idee van aansprakelijkheid willen afschaffen. Waanzin natuurlijk. Want zelf als we ons ervan laten overtuigen dat de vrije wil niet bestaat – in die zin dat door middel van de hersenscans is aangetoond dat de handeling al is ingezet voordat het besluit om iets te doen genomen wordt – dan zal dat toch ons rechtssysteem niet wijzigen. We blijven mensen verantwoordelijk houden voor hun daden en slechts als er aan bijzondere voorwaarden is voldaan willen we rekening met verminderde toerekenbaarheid. En tegen onze kinderen blijven we gewoon zeggen dat ze nu eindelijk zelf iets moeten gaan doen, ook al blijft Swaab zijn leven lang beweren dat er geen zelf bestaat.
De betekenis van het peperdure neurobiologisch onderzoek wordt schromelijk overschat. Meestal levert het niet veel meer op dan voor leken indrukwekkende hersenplaatjes die een weinigzeggende toelichting geven bij wat we al lang weten. Zonder de op die manier gegenereerde kennis wisten we allang dat mensen structuur van de ‘verantwoording van hun daden achteraf’ verwarren met hun ‘deliberatie vooraf’. Als het om de vraag gaat waarom we iets gedaan hebben rationaliseren we vaak maar wat. Daar heeft Swaab volkomen gelijk in. Maar voor dat inzicht had ik hem absoluut niet nodig.
Rek, Wilma de (2016). Ons fantastische brein. De Volkskrant. Sir Edmund, 24 september 2016, 16-19.
Koelewijn, Jannetje (2016). Alles is stoffelijk. NRC-Handelsblad, 24 september 2016, 16-18.