De grote gemeenten zijn blij met de ‘doorzettingsmacht’ waartoe de Jeugdwet hen in staat stelt. Zij willen gemakkelijk toegang hebben tot alle mogelijke sociale, financiële, medische en justitiële gegevens betreffende alle leden van een gezin. En deze persoonlijke gegevens moeten dan vlot kunnen worden uitgewisseld. Kanttekeningen wat betreft de privacy zijn van meet af aan afgedaan als ‘moeilijk gedoe’. Al enkele jaren geleden is er door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) en door mijzelf op gewezen dat er wat betreft de privacy van ouders en kind in het kader van de nieuwe Jeugdwet nauwelijks iets was geregeld, noch wat betreft de juridische grondslag van gegevens uitwisseling, noch wat betreft de vraag om welke gegevens het dan gaat, wie die mag inzien en delen, hoe de procedure er uitziet, waar betrokkenen bezwaar kunnen maken etc.
Er was niet eens vastgelegd dat burgers hierover altijd behoorlijk geïnformeerd moeten worden en er in vrijheid toestemming voor moeten geven. Omtrent informed consent en de daarbij vereiste vrijwilligheid bestaat heldere jurisprudentie, maar de nieuwe wet ging hieraan voorbij. Met betrekking tot de uitwisseling van persoonlijke gegevens is niet geregeld dat burgers altijd hun eigen dossier mogen inzien, mogen aanvullen en mogen zien wie erin heeft gekeken. Er is verzuimd duidelijk te maken dat gegevens volgens artikel 9 van de Wet bescherming persoonsgegevens uitsluitend mogen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld, de zogeheten ‘doelbinding’. De transitie-ideologen hebben de mond vol van het ‘in kracht zetten’ van het gezin. Het moet echter nog blijken hoe de machtsconcentratie bij de gemeente in de praktijk zal uitwerken.
Intussen is er wel iets gebeurd. Er zijn rapporten en richtlijnen verschenen, de Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft een informatieplatform opgericht en er is een privacy scan voor gemeenten beschikbaar gekomen. Wat echter ontbreekt is centrale regie. Daar hebben de gemeenten geen behoefte aan en kabinet en parlement wachten zoals gebruikelijk in dit hele dossier wel af tot er zich kwesties voordoen die tot regelgeving dwingen.
Zover is het nu gekomen. De beroepsverenigingen van psychologen en pedagogen hebben zich samen met het CBP gewend tot de landelijke politiek, omdat het gebrek aan regelgeving inmiddels niet langer een zuiver principiële kwestie is, maar kwalijke praktische consequenties blijkt te hebben. De met de transitie beoogde autonomie van de gemeenten leidt ertoe dat een groot aantal gemeenten de rekening van de professionele zorgverleners pas wil vergoeden als daarop ook de aandoening wordt vermeld waarvoor het kind wordt behandeld. Maar daar voelen veel ouders niet voor. En terecht! Onderzoek laat zien dat gegevensuitwisseling bij de gemeenten allerminst veilig is: nog geen vijf procent van de gemeenten voldoet aan de normen. Met name bij de kleinere gemeenten loopt de privacy van het kind hiermee gevaar en is de kans op stigmatisering niet irrëel.
Ach ja, privacy … Misschien dan maar een opt-out regeling voor dwarsliggende ouders? De VNG ‘werkt nog aan een richtlijn’; het kabinet ‘studeert nog op een grondslag’ …
Je moet er als gezin niet aan denken in de klauwen van gemeenteambtenaren en aanverwante instanties te komen. Waarom moeten gemeenten alles weten? Omdat ze bij voorbaat de burger wantrouwen. Dat is helaas de hedendaagse teneur. De overheid wantrouwt de burger. En owee als er een vinkje in het dossier van de burger verkeerd staat. Dan wordt je door allerlei instanties voortdurend op de nek gezeten. De overheid is er niet voor de burger, maar andersom. De burger wantrouwt inmiddels de overheid, maar burgers worden er ook toe aangezet mede-burgers wantrouwend de bespieden. Fijne samenleving.
Een mooi vraagstuk, waar we alleen met alle betrokkenen uitkomen. De verleiding is om vanuit het eigen gezichtspunt een standpunt in te nemen en nieuwe wetten te maken.
De transities vragen een andere aanpak. Ga in gesprek en bevraag elkaars beweegredenen. Hierdoor kan over en weer begrip en kunnen nieuwe creatieve oplossingen ontstaan. Dat kost het opschorten van oordelen, dus niet in oude reflexen schieten. Einstein zei al een vraagstuk kan niet op hetzelfde niveau opgelost worden als waarop het is ontstaan.