Ik heb geen idee hoe veel jaar die aardige dagelijkse reportagecolumn in de Volkskrant al weer loopt, maar die van Jarl van de Ploeg van 4 januari onder de titel ‘Eten met kinderen’ is, ondanks zijn al te lollige taalgebruik, voor pedagogen weer uiterst relevant. Zijn ‘Column in Padua’, gaat over de aanpak van lastige en rumoerige kinderen in de horeca. De aanpak van Antonio Ferrari ontstond min of meer toevallig. Toen Antonio de groep van zes volwassenen en vijf kinderen zijn restaurant zag binnenkomen rezen hem de haren te berge (‘Als Antonio ze had gehad’ zou Jarl nu wellicht hebben toegevoegd). Italiaanse ouders gaan er volgens Antonio vanuit dat als ze hun kinderen mee uit eten nemen zij zichzelf moeten vermaken. Ze beschouwen restaurantbezoek met kinderen als een pauze in hun ouderschap. Als ik de opsomming lees van de overlast die de Italiaanse kinderen blijkbaar veroorzaken zie ik overigens onmiddellijk ook Nederlandse ouders en kinderen voor me. Lawaai maken, tussen de tafeltjes of achter de bar langs rennen, de wc na het spelen met het kraantje drijfnat achterlaten, enzovoort.
Dat het van het grootste belang is dat de restauranthouder actie onderneemt, zal duidelijk zijn. De andere gasten kunnen in het algemeen niet veel meer dan lijdzaam toezien. Ik herinner me die keer dat twee stellen en vier kinderen hadden plaatsgenomen aan de grote tafel in het midden van een restaurant bij ons in de stad. Het gaat eigenlijk altijd op dezelfde manier mis. Het kindermenu is meestal zo geserveerd en vaak al op als de ouders nog op hun voorgerecht zitten te wachten. En als de kinderen zitten te tandhakken, en het koud geworden bordje toch moeten leegmaken, beginnen de ouders het bij hun tweede of derde glas net gezellig te krijgen. Bij de eerste wedren door het restaurant, die door de ouders eigenlijk niet eens werd opgemerkt, heb ik een van de moeders aangesproken en gezegd, dat als ze er niets aandeed, het helemaal uit de hand zou lopen. Ze deed er niets aan en het ging helemaal mis. Ouders weten uit ervaring precies hoe hun kinderen zich kunnen gaan gedragen. En elke pedagoog weet dat veel kinderen in dat soort situaties worden overvraagd. Daar komt nog bij dat in het blikveld van kinderen tot een bepaalde lengte de ruimte tussen de tafeltjes als gangetjes verschijnen die op een onweerstaanbare manier om hollen vragen. Er zijn overigens heel veel ouders met kinderen in dezelfde leeftijd die – soms dankzij tal van voorzorgen – de kinderen, elkaar en de andere gasten, wel een aangename maaltijd weten te bezorgen. Afgelopen weekend zag ik dat nog gebeuren, in hetzelfde restaurant.
Terug naar Padua en het restaurant van Antonio Ferrari. In het geval van de groep van elf met de vijf kinderen tussen de 5 en de 7 werden zijn gerede bange verwachtingen gelogenstraft. De groep had zich volkomen tegen die verwachting in onberispelijk gedragen. En wat deed Antonio van de weeromstuit? Hij gaf een korting van 5 procent op de rekening, een ‘sconto bambini educati’, een ‘korting welopgevoede kinderen’. Met die korting haalde Ferrari zich wel de woede van een grote groep moeders op de hals. Want ook voor Italiaanse moeders geldt blijkbaar dat ze zelf wel beslissen over wat goed opvoeden mag heten en wat niet. En toch heeft hij vanaf dat moment de korting kunnen uitdelen, omdat alle kinderen, die hij nadien met hun ouders te gast had gehad, het in zijn ogen ook echt verdiend hadden. En van verontwaardigde ouders was geen sprake. Het nieuws over de korting had op een wonderbaarlijke manier zijn werk gedaan.
Het op deze manier spreken over Italiaanse en Nederlandse ouders en kinderen kan natuurlijk inderdaad alleen maar in onhoudbaar generaliserende zin. Bij het lezen van een lofzang op de ontspannen Nederlandse opvoeding, zoals we die bijvoorbeeld tegenkwamen in The Happiest Kids in the World. Bringing Up Children the Dutch Way (ik wijdde in april 2017 een blog aan de Nederlandse vertaling), moeten we ons realiseren dat een groot deel van de Nederlandse ouders inmiddels veel krampachtiger met opvoedingskwesties omgaat, dan in het in dat boek beschreven ideaalbeeld werd geschetst. Toch moet het ergens op slaan als je een opvoedboek de titel French kids don´t throw with food (2013) durft te geven bijvoorbeeld. Dat betoog over de Franse opvoeding van de in Parijs woonachtige Amerikaanse journaliste Pamela Druckerman was vanzelfsprekend wel degelijk ingegeven door de observatie dat Franse kinderen niet alleen goed luisteren, van jongs af aan doorslapen en met gemak een viergangendiner aankunnen. Die Franse kinderen gedragen zich zo netjes aan tafel omdat ze, als ze dat niet doen, een klap voor hun kop kunnen krijgen. Afgezien van het feit dat niet uitgesloten moet worden dat die Franse ouders binnen afzienbare tijd hun kinderen aan tafel van de ene dag op de andere in een geel hesje aantreffen dat ze niet meer uit willen doen, lijkt de aanpak die door Antonio Ferrari is ontdekt een mooie opvulling op ons opvoedingsmiddelenarsenaal.
Als we kinderen willen voorbereiden op restaurantbezoek beginnen we natuurlijk met ons voor te stellen wat het voor hen betekent. Natuurlijk hoort daar ook het aanleren van tafelmanieren bij. Die maken het ook voor hen vooral gemakkelijker. Tafelmanieren aanleren doen we zeker niet op de Franse manier, een dergelijke autoritaire aanpak hebben de meeste Nederlandse ouders al een halve eeuw geleden verlaten. We streven ernaar – dat is Franse en ook Amerikaanse ouders bijvoorbeeld niet gegeven – om zo vaak mogelijk met onze kinderen aan tafel te gaan. Het tafelgesprek biedt een keur aan pedagogische mogelijkheden. En van die korting van Antonio Ferrari vertellen we niets aan onze kinderen. Die is voor die andere ouders en kinderen in het restaurant.
Of misschien toch. Als we het met onze kinderen aan tafel hebben over de manier waarop ze in Scheveningen volgend jaar met minder schade door de jaarwisseling kunnen komen bijvoorbeeld. Dan zou zo’n Paduapremie namelijk wel eens een functie kunnen hebben. Ik herinner me nog levendig hoe Wijk bij Duurstede en zijn wethouder Hans Marchal vorig jaar werden uitgelachen om hun aanpak van het eeuwige vuurwerkvandalisme. Om de schade van € 13.000 van het jaar daarvoor te beperken werd jongeren een beloning ten behoeve van jeugdvoorzieningen in het vooruitzicht gesteld, als de schade onder de €10.000 zou blijven. Een beloning voor normaal gedrag, misschien moeten we er maar nooit echt aan willen wennen. Het is niet de manier waarop we in de opvoeding verantwoordelijkheid willen wekken. En toch was wethouder Marchal waarschijnlijk zijn tijd vooruit. Bij de laatste jaarwisseling is de lat op € 8000 gelegd.