Er zijn helaas ouders die hun kinderen verwaarlozen of mishandelen. Dat komt voor bij oudere kinderen, heel jonge kinderen en zelfs net geboren baby’s. Er zijn echter ook ouders die hun kind al voor de geboorte ernstige schade toebrengen. Bijvoorbeeld doordat ze hun verslaving aan alcohol of drugs niet willen of kunnen kunnen beëindigen. Steeds duidelijker is dat regelmatig gebruik van alcohol, drugs, sigaretten en sommige medicijnen met name in de eerste maanden van de zwangerschap ernstige en blijvende schade bij het kind kunnen veroorzaken.
Aangezien ons land op het punt van de zogeheten ‘perinatale’ sterfte – foetussen die na 22 weken overlijden en baby’s die in de week na de geboorte overlijden – de afgelopen twee decennia slecht scoorde, is er veel aandacht voor dit onderwerp. Er is een Stuurgroep en een College Perinatale Zorg in het leven geroepen, er zijn Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV’s) opgericht en bij al deze initiatieven is er speciale aandacht voor kwetsbare zwangere vrouwen. Daarbij laten zich naast allerlei vormen van bemoeienis op basis van vrijwilligheid twee soorten maatregelen onderscheiden die de overheid kan inzetten als de (aanstaande) ouders niet willen meewerken: kinderbeschermingsmaatregelen en gedwongen opname van de zwangere vrouw in het kader van de Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
Ongeveer 4% van de onderzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming start voor de geboorte van het kind. De laatste jaren leidt dat in een kleine 400 gevallen tot een verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel aan de rechter. Cijfers over de inzet van de BOPZ bij zwangere vrouwen zijn niet bekend, maar dat zullen er hoogstwaarschijnlijk veel minder zijn. Dat hangt uiteraard samen met het feit dat de BOPZ in tegenstelling tot de kinderbeschermingsmaatregelen niet is gericht op het ongeboren kind maar op de zwangere vrouw. Ten eerste vereist de BOPZ de diagnose van een stoornis en werd verslaving tot voor kort niet als zodanig beschouwd. Ten tweede moet deze stoornis in het kader van de BOPZ ook gevaar veroorzaken voor de persoon zelf of voor ‘een ander’. In de GGZ bestond onduidelijkheid, wanneer bij een foetus kan worden gesproken van ‘een ander’. Vaak werd hierbij gesteld dat daarvan pas sprake zou zijn wanneer het ongeboren kind levensvatbaar zou zijn, dat wil zeggen ver in de zwangerschap. Pas de laatste jaren wint de opvatting terrein dat het ongeboren kind al vanaf de vroege zwangerschap als ‘een ander’ kan worden beschouwd.
Met ingang van 1 Januari 2020 wordt de BOPZ echter vervangen door de Wet verplichte GGZ (Wvggz). Deze nieuwe wet introduceert op dit punt een aantal belangrijke veranderingen. Ten eerste wordt verslaving daarin – in aansluiting op de DSM-4 (en de nieuwe DSM-5) – als een stoornis aangemerkt. Ten tweede is het gevaarscriterium vervangen door de formule ‘ernstig nadeel voor zichzelf en voor een ander’. In de Memorie van toelichting wordt uitdrukkelijk aangegeven dat een verstoorde ontwikkeling van het ongeboren kind hieronder wordt begrepen en dat een zwangere vrouw verplicht kan worden tot behandeling van de psychische stoornis ter bescherming van haar ongeboren kind. Bovendien wordt nu met zoveel woorden gesteld dat een dergelijke ingreep gezien de voorzienbare schade aan de foetus al in een vroeg stadium van de zwangerschap kan plaatsvinden.
Ter geruststelling van degenen die vrezen dat hiermee het hek van de dam is en dat vanaf volgend jaar iedere zwangere vrouw die graag af en toe een glaasje wijn drinkt met een GGZ-maatregel te maken kan krijgen, is het van belang te vermelden dat de klassieke rechtsbeschermende beginselen hierbij echter niet uit het oog zijn verloren. In de Memorie van toelichting wordt een al te enthousiaste inzet van de nieuwe Wvggz op dit gebied uitdrukkelijk een halt toegeroepen. Daar wordt namelijk in opgemerkt dat de zwangere vrouw eerst de mogelijke alternatieven voor vrijwillige zorg moet hebben afgewezen voordat tot verplichte zorg kan worden overgegaan. Bovendien moeten de toe te passen maatregelen in de juiste verhouding staan tot het risico op schade voor het ongeboren kind. Expliciet wordt vermeld, ‘dat verstokte rokers of zij die één glaasje alcohol per dag drinken niet in aanmerking kunnen komen voor dwangbehandelingen.’