Minister: laat het onderwijs over aan de experts!

Delen:

De beste manier van lesgeven bestaat niet. Dat wordt bepaald door de leerdoelen, de kinderen, hun gezinsachtergrond, de inhoud, moment van de dag, de leraar, en vooral de pedagogische relatie. De minister praat over bewezen effectieve onderwijsmethoden, maar wat hij niet weet is dat veel van die methoden vaak niet werken in de praktijk vanwege bovenstaande. Het effect van lesgeven wordt sterk situationeel en context bepaald.

Los daarvan, het is niet aan de minister om voor te schrijven hoe leraren zouden moeten lesgeven, tenzij hij dé expert zou zijn. Kenmerkend voor het onderwijs, wat bijvoorbeeld bij chirurgen niet het geval is, is dat zo veel mensen een mening hebben over wat goed lesgeven zou zijn, zonder dat zij dat zelf kunnen. De minister is er een voorbeeld van, maar dat geldt ook voor zijn ambtenaren, het gros van beleidsmakers, onderwijsonderzoekers en inspectie. Het helpt leraren niet. Integendeel, zoals een bevlogen juf van een groep 2 zei: ‘ik heb enorm veel plezier in mijn werk maar als ik kijk hoe er over mijn beroep wordt gepraat, krijg ik letterlijk buikpijn en wil ik niet meer werken’.

Dit is zeker niet het effect wat deze minister beoogt. Grote woorden worden er gebruikt: ‘wat ik wil is dat de overheid leraren schoolleiders op één heeft staan’. Tegelijk moet het toezicht strenger, worden er hulpteams naar scholen toegestuurd en wordt het geld afhankelijk gemaakt van die zogenaamde bewezen effectieve methodes. De impliciete boodschap, die door leraren heel expliciet wordt gehoord, is dat wat zij doen, niet goed genoeg is en dat ze het verkeerd doen. Het dalend onderwijsniveau en de toename aan kansenongelijkheid ligt aan hen, dus moeten zij professionaliseren en moet er strenger toezicht komen. Hoezo staan leraren en schoolleiders op één?

Deze stoere retoriek van de minister heeft dan ook eigenlijk niet betrekking op leraren maar op schoolbesturen. Die zouden niet goed functioneren, te weinig geld doorspelen naar de klas en de leraar en schoolleider beknotten in hun autonomie. Dit is een karikatuur die erg populair is, maar wel een karikatuur. Het probleem bij schoolbesturen is een weeffout in de opzet: zij hoeven zich niet te verantwoorden naar directeuren en leraren, maar alleen naar een Raad van Toezicht, die, doordat zij geen onderdeel is van de organisatie, per definitie op afstand staat. De oplossing ligt dus niet in het vergroten van de controle, het marginaliseren van het bestuur en het meer in positie brengen van schoolleiders. Haal die weeffout eruit en al die zogenaamde misstanden kunnen niet meer voorkomen.

Waar ik zelf letterlijk buikpijn van krijg, is dat er weer een verzameling aan oplossingen komt waarvan we nu al weten dat het niet zal werken. Het zal het dalend onderwijsniveau niet stoppen en de kansenongelijkheid laten afnemen. Wat in toenemende mate ontbreekt in het onderwijs is dat leraren elk kind kunnen zien en aandacht kunnen geven. Lesgeven is verworden tot het verzorgen van veel lessen aan te grote groepen. De afgelopen twee jaar was er plots de ruimte om meer mensen voor de klas te krijgen, meer tijd te geven om het leerproces van elk kind te analyseren en groepen kleiner te maken. Zo zijn de NPO-gelden door de meeste scholen ingezet. Deze gelden, die net als de recente subsidie voor basisvaardigheden incidenteel waren, worden echter niet structureel toegevoegd aan de lumpsum en lopen dit jaar af. Dat betekent dus weer minder ruimte om echt kinderen te helpen, wat vooral ten koste gaat van kinderen uit kansarme gezinnen.

In plaats van zich te bemoeien met de pedagogisch-didactische inrichting en de controle te verhogen, zou de minister moeten doen wat zijn taak is: zorgen dat leraren en scholen financieel de ruimte hebben om elk kind aandacht te geven. Dat betekent structureel meer geld, niet die incidentele en steeds veranderende financiering. Maar vooral, laat het onderwijs over aan de leraren en scholen. Voorkom die buikpijn. Voorkom dat leraren niet meer willen werken in het onderwijs.

 

Gastblogger:

Klaas van Veen

Bestuurder VCOG (12 basisscholen in de stad Groningen), Hoogleraar Onderwijskunde Rijksuniversiteit Groningen

Een gedachte over “Minister: laat het onderwijs over aan de experts!

  1. Als de mogelijkheden van een kind leidend zijn voor wat er geleerd kan worden, dan is de eigen leerkracht de enige die dat kan inschatten. De globale inschatting is dat het gemiddelde kind minder mogelijkheden heeft om perfect te lezen, schrijven, delen, ringzwaaien enz. Dan vraagt dat van de overheid, bestuurders, vakexperts, inspectie en leerkrachten een acceptatie van het niet bereiken van de oude leerdoelen. Laten we aan de onderkant beginnen met realistische doelen voor een matige leerling, die haalbaar zijn met x uur onderwijs in het jaar. Bv. Voor beweegonderwijs ringzwaaien eruit en wel goed leren schommelen. Of bij rekenen breuken er uit en optellen wel goed. Of bij taal de ei er uit en vervangen door de ij of anders om, maar dat dan wel goed. Wie de leerdoelen niet wil vereenvoudigen, heeft een ideaal beeld van kinderen en is niet realistisch.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *