De preventie-business

Delen:

Een halve eeuw geleden, dat is … kabinet Den Uyl, ofwel actief overheidsingrijpen om op allerlei gebied maatschappelijke verandering en sociale rechtvaardigheid te bewerkstelligen. Lees het boek van Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig. In die maatschappelijke en politieke context werden ook belangrijke stappen gezet op het gebied van de bestudering van de criminaliteit met het doel om op grond van kennis beleid te ontwikkelen. De oprichting van het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, in 1973 betekende dat bij het ministerie van Justitie vanaf die tijd meer dan in de meeste andere landen een berg aan relevante kennis op dit gebied werd verzameld. Zo weten we inmiddels dat de jeugdcriminaliteit sinds 2010 spectaculair is afgenomen.

 

Nou ja, weten … Zoals ik in een eerdere blog liet zien, zeilen sommige media nog steeds behoedzaam om dat gegeven heen, door in plaats van dit basisgegeven te vermelden hun lezers te alarmeren met koppen als ‘Groeiend aantal tienermeisjes op het foute pad’. Direct daarop volgen dan berichten waarin uitvoerig wordt stilgestaan bij geweldsincidenten, waarmee gemakshalve wordt voorbijgegaan aan het feit dat ook voor meisjes geldt dat de cijfers nog steeds ver onder die van 10/ 15 jaar geleden liggen en dat de recente lichte stijging juist niet op het terrein van geweld maar met name op het relatief onschuldige terrein van de winkeldiefstal ligt.

Niet willen weten? Stel je voor dat je bent uitgenodigd door een gemeente om een lezing te houden over de aanpak van jongeren voor wie het plegen van delicten inmiddels routine is geworden en het blijkt om een van die tientallen gemeenten te gaan die de afgelopen jaren in de race waren voor geld van de rijksoverheid ‘om jeugdcriminaliteit voor te zijn’. Dan zit men daar ook allerminst te wachten op een verhaal dat begint met de constatering dat het op dit gebied in het algemeen heel goed gaat. ‘Ja maar bij ons helemaal niet hoor’, is dan standaard de reactie. En als je dan vraagt welke indicaties er in die gemeente zijn dat het daar echt fout gaat, dan zeilt men eveneens met een brede boog uit het zicht van de feiten. Zo heeft de politie in Maastricht geen aanwijzingen dat er in de arme wijken in die stad meer sprake is van criminaliteit onder de jeugd dan elders. Maar de gemeente vindt een extra aanpak daar wel noodzakelijk, ‘want politiecijfers zeggen ook niet alles, omdat veel criminaliteit uit zicht blijft.’

Niet weten. Geld speelt hierbij een grote rol. Geld van de rijksoverheid, over de besteding waarvan de gemeenten sinds de decentralisatie van 2015 vervolgens helemaal zelf kunnen beslissen. En daar gebeuren dan dingen die niemand 50 jaar of zelfs 25 jaar geleden voor mogelijk had gehouden. Want terwijl de wetenschappelijke kennis over wat werkt in de aanpak van (jeugd)criminaliteit de laatste decennia met name dankszij de systematische studies van het WODC enorm is toegenomen, blijken diezelfde gemeenten die azen op de miljoenen van het ministerie zo goed als geen gebruik van die kennis te maken. Uit onderzoek van Geert Jan Stams en Jan Hendriks van de UvA  dat vorige maand werd gepresenteerd, blijkt dat veel interventies die gemeenten inzetten niet of nauwelijks wetenschappelijk zijn onderbouwd. Deze maand volgden berichten van Investico in Trouw en De Groene Amsterdammer waaruit opnieuw blijkt dat de overgrote meerderheid van de gemeentelijke preventieaanpakken onderbouwing mist. De verantwoordelijke bestuurders en ambtenaren bij de gemeenten hebben meestal zelfs geen idee dat er zoiets bestaat als een landelijke Erkenningscommissie Interventies en van een lijst met erkende interventies hebben ze nog nooit gehoord. Van alle interventies die gemeenten inzetten is dan ook slechts een fractie beoordeeld en goed bevonden door de Erkenningscommissie.

Gissen. Stel je voor dat je bent uitgenodigd door een gemeente om hun aanpak op dit gebied te onderzoeken en op basis daarvan advies te geven. Dan is de kans groot dat deze gemeente uitgaat van onnavolgbare aantallen jongeren in de minder welgestelde wijken, die volgens de politie dreigen af te glijden naar criminaliteit. Als je dan naar de casuïstiek kijkt, blijft er vaak nog geen 10% daarvan over waarover werkelijke zorgen bestaan. Sommige steden pakken dat inmiddels ‘echt eigentijds’ aan. Daar worden digitale middelen ingezet om een ‘dynamisch realtime intelligence-beeld’ te verkrijgen van kwetsbare jongeren op basis van ‘groepscans en digitale-bronnenonderzoek.’ De voorspellende waarde daarvan is nul, maar veel erger nog is dat dit uiteraard stigmatisering in de hand werkt.

De preventiemarkt. Maar daar hebben de partijen die deze middelen aanbieden geen boodschap aan. Bij zoveel gemeentelijke animo om miljoenen uit Den Haag binnen te halen om kwetsbare jongeren uit de criminaliteit te houden, is dit intussen een aantrekkelijke markt voor commerciële partijen geworden. Tenslotte is de ambitie om hier de komende tien jaar 1,5 miljard voor uit te trekken. Met het oog daarop ontwikkelde bijvoorbeeld Leon Meijs als directeur van de Alliantie WIJschool de zogenoemde WIJ-indicator: leerkrachten die een ‘niet plus gevoel’ bij een leerling hebben, vullen digitaal een vragenlijst in. De software pikt dan automatisch een actie uit een eigen databank van 650 interventies, die allemaal ‘effectief bewezen en goed onderbouwd’ zouden zijn. Kortom, screenen van kinderen als commercieel product.

Echt niet willen weten. Zo installeerde de Amsterdamse oud-ambtenaar, inmiddels extern adviseur Kees Loef op diverse scholen in het land het Preventie Interventie Team (PIT). Het PIT is een uitvinding van Hanna Swaab, hoogleraar neuropedagogiek en ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit Leiden. Loef en Swaab zijn vooral goed in reclame maken. Volgens hen zou het gedrag van de meerderheid van de kinderen waar het PIT zich over ontfermt na vage klachten van docenten ‘normaliseren’. Maar net als bij de screening die Meijs aanbiedt, ontbreekt onderzoek dat dat werkelijk aantoont. Jarenlang kreeg Swaab via de gemeente Amsterdam vele tonnen van het ministerie van Justitie en Veiligheid om degelijk onderzoek te doen en PIT erkend te krijgen door de Erkenningscommissie, maar onderzoek en erkenning bleven al die jaren uit. Inmiddels zegt Swaab dat het voornaamste doel niet (meer) criminaliteitspreventie is, maar ‘het verbeteren van probleemgedrag van kinderen’.

WODC. Maar Swaab is toch ook de figuur achter de Top600-aanpak, het prestigeproject van burgemeester Eberhard van der Laan? Ook daar werd iedereen jarenlang verzekerd dat dit een succesvolle, effectieve aanpak was. Zonder degelijke onderbouwing gold dit toch als voorbeeld voor talloze andere gemeenten, totdat het WODC eind vorig jaar aantoonde dat er helemaal geen aanwijzingen zijn dat deze aanpak leidt tot minder recidive. Kortom, ook een halve eeuw later bewijst dit kennisinstituut zijn onmisbare functie voor onze rechtsstaat. Weliswaar is de politieke context in die zin veranderd dat de kennis die hier wordt verzameld nog slechts in betrekkelijke mate als basis voor beleid wordt beschouwd, maar het draagt er in elk geval aan bij om, samen met onafhankelijke wetenschappers en onderzoekers, misstanden in de preventie-business aan te tonen en ongefundeerde reclamepraatjes door te prikken.

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *