Onlangs viel met De Groene Amsterdammer een folder van Investico in mijn bus met als titel ‘Verdedig de rechtsstaat’. Het is een groot goed dat we in ons land over onafhankelijke onderzoeksmedia als Follow the Money en Investico beschikken, juist nu instituties waarop onze rechtsstaat berust onder druk staan. Maar onderzoek naar diezelfde instituties dient wel met voldoende kennis van zaken te worden verricht en de resultaten dienen met oog voor de complexiteit van de materie te worden gepresenteerd. Dat laatste ontbrak op pijnlijke wijze bij de manier waarop datzelfde Investico onlangs haar bevindingen omtrent ongelijke behandeling in de rechtspraak naar buiten bracht.
‘De vooroordelen van de rechter’, ‘Waarom Roderick een lagere straf krijgt dan Mohamed’, ‘De rechtspraak bevindt zich in het stadium van halsstarrig ontkennen’, met dergelijke pakkende koppen in diezelfde Groene Amsterdammer een week eerder en op de eigen website presenteerde Investico de uitkomsten van hun grootschalige studie naar ongelijke behandeling in de rechtspraak. Dat ging gepaard met de bewering dat ‘vrijwel niemand het (dergelijk onderzoek) de laatste decennia nog heeft geprobeerd.’
Maar dat klopt niet. Ten eerste is het al decennialang bekend dat verschillende groepen inwoners met name met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in de Nederlandse politiecijfers over verdachten en ook in detentie. Dit leidde aanvankelijk vooral tot pogingen om dit te verklaren vanuit hun etnische herkomst – denk aan de vele publicaties van de antropoloog Hans Werdmölder sinds midden jaren ’80 en de studies van Marion van San en Frank van Gemert rond de eeuwwisseling. Maar de afgelopen jaren is er door diverse onderzoekers op gewezen dat die oververtegenwoordiging ook te maken kan hebben met selectiviteit in onze strafrechtketen.
Zo liet Don Weenink al in 2009 zien dat jonge verdachten met een migratieachtergrond vaker door het OM worden doorgestuurd naar de rechter. Geïnspireerd door Amerikaans onderzoek naar disproportionate minority contact (DMC) vergeleken Albert Boon, Melissa van Dorp en Sjouk de Boer politiecijfers over minderjarige verdachten met cijfers over Halt-afdoeningen en jeugddetentie. Zij lieten in 2018 zien dat adolescenten met een migratieachtergrond opvallend minder in aanmerking kwamen voor Halt en net zo opvallend waren oververtegenwoordigd in jeugddetentie. In 2021 toonden Bezemer en Leerkes aan dat jongeren met een migratieachtergrond een hogere kans hebben om bij de politie als verdachte in beeld te komen vergeleken met anderen met vergelijkbaar delinquent gedrag. In hetzelfde jaar kwam uit de studie van Light en Wermink naar voren dat rechters bij vergelijkbare delicten en antecedenten vaker detentiestraffen opleggen aan verdachten met een migratieachtergrond en dat de duur van de sancties gemiddeld langer is dan bij veroordeelden zonder migratieherkomst.
Gegeven deze verschillende uitkomsten betreffende ongelijke behandeling van verschillende groepen (vooral) jonge verdachten in uiteenlopende fasen in de strafrechtketen wordt inmiddels gesproken van cumulatieve oververtegenwoordiging. Dat wil zeggen dat er (vooralsnog) niet simpelweg één factor kan worden aangewezen die zorgt voor ongelijke uitkomsten in de strafrechtelijke benadering van delinquent gedrag van jonge verdachten, zoals Investico dat deed door uitdrukkelijk en uitsluitend naar de rechter te wijzen.
Serieuze zorgen om onze rechtstaat betekent dat op dit gebied op grond van de nu beschikbare informatie onderzoek geboden is om deze cumulatieve oververtegenwoordiging te verklaren. Wordt er bijvoorbeeld in sommige buurten te gemakkelijk proces verbaal opgemaakt bij sommige jeugdige verdachten en werkt dat door in de beoordeling verderop in de strafrechtketen? Houden rechters wellicht te veel rekening met hun inschatting van de maatschappelijke impact voor de verdachte? Is er wellicht toch verschil in de ernst van de gepleegde delicten, in de recidivegeschiedenis van de verdachte jongeren, in hun proceshouding (standaard beroep op zwijgrecht, geen schuld bekennen, geen teken van spijt jegens slachtoffers, etc.)? Spelen omgevingsfactoren hierbij een belangrijke rol, zoals wonen in een buurt met veel (jeugd)criminaliteit en overlast, behoren tot een familie met veel delinquentie of deel uitmaken van een criminele vriendengroep?
Tenslotte ter geruststelling van degenen die wellicht vrezen dat dergelijke vragen momenteel ondergesneeuwd raken en dat verdergaand onderzoek naar ongewenste oververtegenwoordiging van groepen in onze strafrechtketen taboe wordt: er loopt inmiddels een degelijke wetenschappelijke vervolgstudie vanuit het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). De uitkomsten daarvan worden komend voorjaar verwacht.