Er arriveren helaas nog steeds bussen met schoolkinderen bij de gevangenis met de bedoeling kinderen hierdoor af te houden van het plegen van delicten, ook al kan iedere criminoloog en iedere forensisch pedagoog de leerkrachten vertellen dat dit niet werkt. Er worden nog steeds ex-verslaafden en ex-delinquenten uitgenodigd om voor de klas over hun ervaringen te vertellen, al weten we al jaren dat dergelijke scared straight-projecten geen blijvend effect hebben en zelfs riskant zijn. Scholen en leerkrachten denken ten onrechte dat ze daarmee iets aan preventie doen. Natuurlijk komen de meeste kinderen thuis met verhalen over hoe erg dat allemaal was … behalve misschien die twee door niemand opgemerkte heel stille jongetjes die vaak ook nog bekend staan als zwakke leerling, vaak spijbelen, met weinig ondersteuning van thuis. (Die vonden het toch wel een beetje stoer, zo’n ruige kerel die vertelde wat ie allemaal had meegemaakt. Alleen al de bekende double bind in deze verhalen – ‘ik maakte de verkeerde keuzes, maar kijk, nu sta ik jullie hier toch maar even mijn verhaal te vertellen’ – ontgaat degenen die vanuit een naïeve bevlogenheid dergelijke initiatieven nemen.)
Survival-tochten, werkkampen, gevangenisbezoek, rechtbankbezoek, het is altijd weer nauwelijks doordacht en ongeïnformeerd en het heeft geen of contraproductief effect, maar toch zien we steeds opnieuw golven van ongeremde creativiteit waarbij de initiators, niet gehinderd door enige kennis, zichzelf beschouwen als pioniers die ‘gewoon goed bezig’ zijn. Zo’n creatieve pionier is Peter Faber, inderdaad, die grappige mimespeler en acteur. Die blijkt een programmaatje in elkaar te hebben gedraaid dat hij aanbiedt op scholen. Maar Faber komt niet zomaar wat grappen maken of kunstjes vertonen, nee, hij ontpopt zich als een man met een missie, een heel serieuze, zeg maar gerust zeer pretentieuze missie, namelijk om te voorkomen dat leerlingen van groep 8 van de bassischool allerlei verkeerde dingen doen en in de criminaliteit terecht komen. Dat programmaatje heeft hij de deftige titel ‘Educatief Programma Jongeren‘ (EPJO) gegeven en om dat te organiseren heeft ie een bedrijfje opgericht – de Peter Faber Stichting – en samenwerking gezocht met het Openbaar Ministerie, het Ministerie van OCW en de politie, met als nobel doel: ‘preventie aan de voorkant van de strafrechtsketen.’
Faber licht zijn missie als volgt toe: ‘Hierdoor kan preventie gerealiseerd worden op het gebied van normafwijkend, overlast gevend of radicaal gedrag en alle negatieve effecten daarvan.’ Is dit een toneelstukje of een typische Faber-grap? Nee, dit is bloedserieus. Leuk bezig met Faber om pesten én winkeldiefstal én drugsgebruik én radicalisering te voorkomen. Terwijl sommigen van ons zich in hun eenvoud jarenlang het hoofd breken over één van deze problemen en studeren op een kansrijke aanpak daarvan komt de olijke acteur ons hier even doortastend en gezellig helpen.
Begonnen als lokaal experiment in Amsterdam Noord is Fabers EPJO inmiddels landelijk uitgerold. Er zijn 400 agenten opgeleid als ‘zelfstandig lesgever’. Er zijn 25 ex-gedetineerden opgeleid om voor de klas te vertellen ‘wat foute keuzes voor hun leven hebben betekend’. Waar mogelijk maakt een bezoekje aan de rechtbank deel uit van het programma, zodat de kinderen ‘kennis maken met het recht en de gevolgen van het maken van foute keuzes.’ Faber heeft zich omringd met een paar enthousiaste en invloerijke programma-duwers, mensen die al net zo simpelweg van zijn aanpak overtuigd zijn, zoals Herman Bolhaar, oud voorzitter van het College van Procureurs Generaal die de afgelopen jaren optrad als ambassadeur. En er wordt gemikt op meer: er is een pilot gestart voor uitrol in het voortgezet onderwijs.
Toch een paar vragen. Eerst over de efficiency. Sinds 2007 is er immers sprake van een spectaculaire afname van de jeugdcriminaliteit. Duidelijk is ook al jaren dat de echte problemen met jeugdcriminaliteit betrekking hebben op jeugdbendes en georganiseerde criminaliteit. Toonde het rapport Overvallen in Nederland van professor Fijnaut e.a. uit 2010 niet aan dat een fundamenteel probleem hierbij is een gebrek aan regie en langdurige inzet van professionele recherche? En hebben we het afgelopen jaar niet een reeks klachten gehoord over gebrek aan capaciteit bij de politie? Natuurlijk vinden sommige agenten het leuk om voor de klas te staan, maar is dit nu efficiënte inzet van beperkte middelen?
Dan wat vragen over de effectiviteit. EPJO is een typisch voorbeeld van zogeheten ‘universele preventie’, die zich richt op een hele populatie zonder dat er sprake is van individueel risicogedrag. Al jaren is bekend dat dit type preventie een te verwaarlozen kans op effect heeft (en wel kans op ongewenste uitkomsten). En dat dat te maken heeft met het feit dat dergelijke programma’s geen betekenis hebben voor de slechte omstandigheden waarin sommige deelnemers opgroeien, noch voor de mogelijke persoonlijke problematiek van de deelnemers. Is het de heer Bolhaar c.s. wellicht ontgaan dat de pretentie om enig effect te hebben op z’n minst veronderstelt dat de voorgestelde aanpak theoretisch is onderbouwd en is gebaseerd op mechanismen die antisociaal gedrag verklaren? En is het Peter Faber en Herman Bolhaar misschien ontgaan dat we al sinds enige jaren een databank effectieve jeugdinterventies kennen? En dat het inzetten van ex-delinquenten een linke zaak is?
En tot slot wat vragen over de pedagogische en ontwikkelingspsychologische vooronderstellingen. Doen we er niet verstandig aan om het omgaan met normen en waarden in de basisschool over te laten aan de leerkrachten en de pedagogische professionals? En als er aanleiding lijkt voor bijscholing op dit punt zijn het dan niet de leerkrachten die hierin moeten worden bijgeschoold? Zijn we pedagogisch gezien niet idioot bezig als we hiervoor een paar uurtjes een stel acteurs en politieagenten laten opdraven? En dan de gedachte om basisschoolleerlingen te laten ‘kennis maken met het recht’. Laat kinderen van de basisschool maar eens een opstel schrijven over wat er gebeurt als een kind naar de rechtbank moet. Die kinderen kunnen nog nauwelijks abstract denken en noties als ‘strafrecht’, ‘rechtbank’ en ‘officier van justitie’ staan bol van de abstracties en daar hebben kinderen nog geen flauw benul van. En dat hoeven ze ook niet! Niet voor niets heeft de RSJ zeer recent een rapport uitgebracht waarin wordt gepleit voor het verhogen van de ondergrens van het jeugdstrafrecht tot 14 jaar. Pas vanaf die leeftijd wordt het realistisch om kinderen strafrechtelijk verantwoordelijk te houden en pas vanaf die leeftijd beginnen de meeste kinderen enigszins te begrijpen waar het in het strafrecht eigenlijk om gaat. Wat mij betreft is Peter Faber hartelijk welkom op school als entertainer, maar laten hij en zijn agenten en ex-criminelen en -drugsverslaafden daar alsjeblieft wegblijven als ze kindertjes willen redden.