Een moeder zoekt hulp. Zij kampt met burn-out klachten en haar dochtertje vertoont gedragsproblemen. De gemeente stelt een ‘meedenk- bijeenkomst’ voor waar familie en kennissen van moeder oplossingen kunnen aandragen of hulp kunnen aanbieden. Op de bijeenkomst hoort moeder haar zwagers zeggen dat ze wel ‘wat chaotisch’ is, ‘misschien soms betere keuzes moet maken’ en of het handig is dat ze een nieuwe kat heeft genomen? Aan het einde van de bijeenkomst staat de moeder strak van spanning en heeft niemand hulp aangeboden.
Dit verhaal is ontleend aan een recent artikel in de NRC. Daarin werd Evelien Tonkens geïnterviewd naar aanleiding van het net verschenen onderzoeksrapport van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek over de gevolgen van de decentralisatie van de zorg sinds 2015. Kort samengevat komen de conclusies van dit rapport op het volgende neer: het aansporen van hulpbehoevenden om een beroep te doen op hun eigen netwerk heeft nauwelijks effect; het ontbreekt kwetsbare burgers vaak aan een hulpvaardig netwerk; de nadruk op zelfredzaamheid vergroot de ongelijkheid tussen arm en rijk: welgestelden kunnen zelf hun hulp regelen en betalen, armeren worden geacht een beroep te doen op hun omgeving. Evelien Tonkens concludeert dat ten onrechte een publiek debat uitblijft over de schade die de nadruk op zelfredzaamheid aanricht: ‘Dat we als land de solidariteit met kwetsbare mensen proberen op te rekken. Want het zelfredzaamheidsverhaal is een beleidsverhaal dat niet strookt met de werkelijkheid.’
Al eerder is vastgesteld dat het aantal mantelzorgers, met ongeveer 1 op de 3 Nederlanders, niet alleen al jaren (en ver voor de decentralisatie) erg hoog is, maar dat de rek er echt wel uit is. Volgens het SCP en het Planbureau voor de Leefomgeving zit de mantelzorg inmiddels op het maximum. Zij verwachten dat het aantal mantelzorgers in de toekomst zal dalen, omdat het aantal 50-74-jarigen – de groep die nu veel van dergelijke zorg verleent – de komende jaren zal afnemen. De kritische kanttekeningen en bevindingen van de onderzoekers van UvA en UvH (en impliciet de eerdere vaststelling dat er geen rek meer zit in de mantelzorg) zijn meteen na het NRC-interview met stelligheid en zonder enige reserve tegengesproken door het gezicht van de ‘Doe een beroep op het eigen netwerk’-beweging, Hedda van Lieshout, bestuurder van de Eigen Kracht Centrale te Zwolle. Er zijn heus wel genoeg netwerken van buren, vrienden en familie, beweert Van Lieshout, als de mensen die hulp nodig hebben maar op de juiste wijze worden aangesproken. Zij meent dat die mensen de verkeerde vraag krijgen voorgelegd, namelijk wie een deel van de zorg op zich zou kunnen nemen. Dat vindt zij niet slim. Je moet aan die mensen vragen wie er met ze kan ‘meedenken’.
Dat is toch wonderlijk. Het netwerkberaad is immers gericht op alternatieve hulp, volgens de ideologie van de ‘Doe een beroep op het eigen netwerk’-beweging – zo min mogelijk professionele bemoeienis, zoveel mogelijk hulp uit ‘eigen kring’. Ik krijg wekelijks een onafgebroken stroom berichten van Van Lieshout om te laten zien ‘hoeveel kracht er is in onze samenleving.’ Maar nu begrijp ik dat het alleen maar gaat om ‘meedenken’, niet om helpen. De vraag is natuurlijk of de mensen die hulp nodig hebben hier ook mee geholpen zijn.
Op dit cruciale punt blijkt het echter nogal tegen te vallen. Voor de (vrijwillige) jeugdhulp en de jeugdbescherming is het effect van deze aanpak inmiddels onderzocht. Sinds 2015 moet de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling ouders allereerst de gelegenheid bieden om, binnen een redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen om problemen in het gezin aan te pakken. Een recent WODC-onderzoek, uitgevoerd door de afdeling Forensische Orthopedagogiek van de UvA, leidde tot de conclusie dat een familienetwerkbijeenkomst, zoals Eigen Kracht er inmiddels vele duizenden heeft georganiseerd, geen meerwaarde heeft. Zo’n beraad leidt noch tot betere bescherming van onder toezicht gestelde kinderen noch tot minder inzet van professionele zorg dan de reguliere jeugdbescherming. Een recent gepubliceerde internationale meta-studie komt tot vergelijkbare conclusies. De WODC-studie stelt vast dat het netwerkplan in de meeste gevallen na drie maanden niet meer wordt gehanteerd en dat de beoogde regieverschuiving nauwelijks lijkt gerealiseerd. Opvallend is ook dat het ‘meedenken’ in gezinnen met een niet-westerse etnische achtergrond vaker leidt tot verlenging van de OTS dan de reguliere werkwijze. Tot slot blijkt deze aanpak tot hogere kosten voor gezondheidszorg te leiden . Er lijkt kortom alle reden voor Eigen Kracht om een toontje lager te zingen.
Terug naar het verhaal waar dit blog mee begon. Mij bekruipt ogenblikkelijk een gevoel van gêne. Is er uberhaupt wel goed over de situatie nagedacht? Vereist zo’n precaire situatie niet allereerst kennis van zaken? Pedagogen zullen er graag eerst achter willen komen wat precies de problemen met het gedrag van het kind zijn. Psychologen en artsen zullen de vraag opwerpen of een kringgesprek met een moeder met burn-out klachten wel verantwoord is. Ook goede bedoelingen kunnen veel schade aanrichten als ze niet gepaard gaan met kennis.