Een horrorscenario. Op een dag staat een alleenstaande moeder tevergeefs haar dochtertje op te wachten bij haar school. Haar kind blijkt eerder die dag zonder waarschuwing van school opgehaald en op een geheim adres ondergebracht, wegens een vermoeden van mishandeling thuis. Er was geen sprake van een kinderbeschermingsmaatregel en de uithuisplaatsing is niet voorgelegd aan de kinderrechter. Moeder begrijpt er niets van, ze wordt niet geloofd en mag haar kind niet zien. Ze is ten einde raad.
Nog een horrorscenario. Op een dag klopt de politie aan bij een woonwagen waar een moeder met haar drie kinderen van zeven, vier en twee jaar verblijft. De agenten zijn op zoek naar een wietkwekerij, maar er wordt niets gevonden. Moeder vertrekt naar een afspraak. Als ze terugkomt is de elektriciteit van haar woonwagen gehaald, omdat in een schuurtje ergens verderop het woonwagenkamp inderdaad ruim 100 wietplanten werden gekweekt. Dat schuurtje stond op haar naam. Daarop ontvangt moeder een brief van de burgemeester waarin haar wordt meegedeeld dat de woonwagen drie maanden zal worden gesloten. Moeder weet nergens van, ze heeft zelfs geen sleutel van het schuurtje. Ze vraagt zich af hoe dit mogelijk is zonder dat is aangetoond dat zij iets met die wietplanten te maken heeft, zonder dat ze is veroordeeld en zonder dat er een rechter aan te pas is gekomen.
Dit zijn geen fictieve horrorscenarios, dit is echt gebeurd. Deze voorbeelden zijn respectievelijk ontleend aan het rapport van de Rotterdamse Kinderombudsvrouw van begin dit jaar en het onderzoek van Michelle Bruijn, waar diverse media het afgelopen jaar aandacht aan hebben besteed. Het meest verontrustende is dat het in beide gevallen niet om extreme uitzonderingen gaat, maar om praktijken die regelmatig blijken voor te komen. Inmiddels worden jaarlijks tientallen kinderen zonder rechterlijke toetsing uithuisgeplaatst en sluiten burgemeesters elk jaar niet alleen honderden coffeeshops, maar ook woningen bij het minste of geringste vermoeden van drugshandel en hennepteelt. Het eerste gebeurt in het kader van ‘drang’, niet nader afgebakende ‘vroege preventie’ in het kader van de Jeugdwet. Het tweede gebeurt op grond van artikel 13b van de Opiumwet, ook wel de Wet Damocles genoemd. Gegeven de door rijk en grote gemeenten nagestreefde gemeentelijke autonomie is te verwachten dat dergelijke vergaande bestuurlijke ingrepen zonder dat er een onafhankelijke rechter aan te pas komt de komende tijd alleen maar meer zullen gaan plaatsvinden. Het geloof in leuzen als ‘doorpakken’, ‘doorzettingsmacht’ en ‘veiligheid boven regels’ is in bestuurlijke kringen ongekend. Tegenover het maakbaarheidsdenken van de vorige eeuw zien we hier het maakbaarheidsdenken van de nieuwe eeuw.
Als we het ongepaste proefballonnetje van minister Sander Dekker voor de hervorming van onze rechtsbescherming tegen deze achtergrond bekijken dan doemt een wel zeer onaangenaam toekomstbeeld op. Zoals in het hoofdredactioneel commentaar van de NRC werd geconstateerd, zou het voorstel van Dekker erop neerkomen dat (het laatste restje van) de gesubsidieerde advocatuur wordt afgeschaft ‘voor burgers die in de schulden zitten, wier uitkering is afgewezen, huurcontract is ontbonden of huwelijk op de klippen is gelopen.’ Het zou betekenen dat de radeloze moeder van wie het kind uit huis is geplaatst en de moeder die met haar kinderen op straat wordt gezet werkelijk geen kant meer op kunnen. Aangezien ze beiden weinig geld hebben, zouden ze bij niemand kunnen aankloppen om hun recht via de rechter te halen, om te wijzen op de schending van elementaire beginselen, zoals neergelegd in het Kinderrechtenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, om enige redelijke tegenmacht te vormen tegen de onstuitbare doorzettingsmacht van het lokale bestuur.