Ze hebben geen tractors, ze beschikken niet over vrachtwagens, ze zijn ook niet met vele tienduizenden en ze kunnen meestal ook niet zomaar de deur achter zich dicht trekken om echt massaal naar Den Haag te trekken. Maar als in één sector de nood echt aan de man is dan wel in de jeugdzorg. En als in één sector een extreem beroep wordt gedaan op de mensen die er werken en ondanks alle problemen doorgaan dan scoort de jeugdzorg ook bijzonder hoog. Donderdag verscheen een vernietigend rapport van de Inspecties Gezondheidszorg en Jeugd en Justitie en Veiligheid over de crisis in de jeugdzorg. Met de alarmerende titel Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd geven de Inspecties aan dat hulp voor jongeren en gezinnen met de meest complexe en zware problematiek niet of niet tijdig beschikbaar is. Kwetsbare kinderen komen terecht op achtereenvolgende wachtlijsten, waardoor ze langer in onveilige situaties blijven en meer beschadigd raken, waardoor hun problematiek verergert. De inspecties concluderen dat de tot nu toe genomen maatregelen de problemen niet oplossen. Er zijn (inmiddels) te weinig mensen die het werk (nog) kunnen en willen uitvoeren. Het personeelsverloop is groot, evenals het verzuim. Instellingen kunnen de benodigde zorg niet altijd leveren. De financiële situatie van vier op de tien jeugdzorgaanbieders wordt „hoog risicovol” genoemd.
Een reactie van het kabinet kon natuurlijk niet uitblijven. De verantwoordelijke ministers De Jonge en Dekker zeggen dat zij de jeugdzorg beter willen ordenen. Dat blijkt neer te komen op meer dwang om gemeenten en aanbieders te laten samenwerken. De bewindslieden zoeken ook naar een nieuwe afbakening van het niveau waarop jeugdzorg wordt georganiseerd. Zo zouden onder meer de pleegzorg, gesloten jeugdzorg en specialistische anorexiazorg voortaan in regio’s moeten worden geregeld. Kortom, het begint er op te lijken dat er eindelijk een minuscuul beetje beweging komt wat betreft een van de grote klachten in de jeugdzorg sinds de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten in 2015 – het gebrek aan centrale sturing.
Maar tegelijkertijd is duidelijk dat dit kleine gebaar volstrekt onvoldoende is om de onmiskenbare neergang van de jeugdzorg te keren. Zo zal het kabinet veel verdergaand moeten ingrijpen om plaatsingen van jongeren in gesloten instellingen effectief tegen te gaan, waar de afgelopen jaren van alle kanten op is aangedrongen. En er moet een eind komen aan de gegroeide extreme variatie wat betreft de tijd die specialisten mogen besteden aan kinderen met complexe problematiek.
Maar de neergang van de jeugdzorg keren vereist meer dan duidelijke landelijke regie. De voortdurend herhaalde, halsstarrige weigering van het kabinet om met structureel meer geld voor de jeugdzorg over de brug te komen slaat eigenlijk alle hoop dat we de komende tijd een echte verbetering zullen zien in de hulp voor kwetsbare kinderen de bodem in. Bij de presentatie van de eerste evaluatie van de Jeugdwet, in januari 2018, werd het ontoereikend budget uitdrukkelijk als grootste knelpunt genoemd. In alle rapporten en adviezen die de afgelopen jaren over de jeugdzorg het licht hebben gezien, in de eisen van de jeugdzorgwerkers en ook nu in het rapport van de gezamenlijke inspecties keert dit punt van structureel grote financiële tekorten steeds terug.
En dan is er nog het taboe om het besluit om de toegang tot de jeugd-ggz via de gemeente te laten lopen te heroverwegen. De huidige crisis is tevens uitkomst van dit besluit. André Rouvoet – in het kabinet-Balkenende IV minister voor Jeugd en Gezin en bedenker van het oorspronkelijke transitie-plan – heeft zich altijd met goede argumenten tegen het losknippen van de jeugd-ggz uit de totale ggz gekeerd. En Rouvoet was zeker niet de enige. Specialisten uit de jeugdgezondheidszorg startten een petitie die in korte tijd door tienduizenden ouders, vele duizenden zorgprofessionals, huisartsen, schooldirecties en meer dan 1000 hoogleraren werd ondertekend. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen wees erop dat de afgelopen 20 jaar duidelijk is geworden dat bijna alle aandoeningen die worden gerekend onder de Volwassenen Psychiatrie ontstaan tijdens de pubertijd en dat dan ook juist overal ter wereld de schotten tussen de Kinder- en Jeugd- en Volwassenen Psychiatrie worden geslecht. Vorig jaar sprak Manon Hillegers, hoogleraar jeugdpsychiatrie aan het Erasmus MC in dit verband van een ‘doodssteek voor een generatie’.
Er zal ook veel moeite moeten worden gedaan om voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel in de jeugd-GGZ terug te krijgen en deze sector opnieuw aantrekkelijk te maken. De massale uitstroom van professionals heeft ertoe bijgedragen dat het bekende motto van de transitie – één gezin, één regisseur – in veel gevallen een illusie blijkt, alleen al doordat inmiddels op diverse plaatsen jaarlijks een substantieel deel van de medewerkers vertrekt. Het rapport van de gezamenlijke inspecties heeft nog eens duidelijk gemaakt dat de regering op al deze gebieden echt nieuwe stappen zal moeten zetten om een faillissement van de jeugdzorg te voorkomen.