Sinds het verschijnen van het artikel ´Originis of narcissism in children´ van Eddie Brummelman (UvA en UU) en vijf collega’s in PNAS drie maanden geleden, is er voor zijn onderzoek ook veel aandacht in Nederlandse wetenschappelijke en publiekstijdschriften geweest. Deze maand weer in Psychologie Magazine. In eerder onderzoek had Brummelman al vastgesteld dat het vooral narcistische ouders zijn hun kinderen overschatten. Dit nadere onderzoek leverde op dat kinderen, die door hun ouders worden overladen met complimenten, vaak narcistische trekken ontwikkelen. 565 Nederlandse kinderen (tussen 7 en 12 jaar) en hun ouders kregen viermaal, om het half jaar, een vragenlijst voorgelegd. De ouders werden ondervraagd over overwaardering. De Kinderen vulden vragenlijsten in over narcisme, zelfwaardering en over warmte die hun ouders boden. Dat laatste was van belang omdat er volgens de onderzoekers twee theorieën over het ontstaan van narcisme in omloop zijn. De goede oude Freud ging ervan uit dat het kinderen van kille ouders zijn die, als gevolg van compensatie, een narcistische persoonlijkheid ontwikkelen. De andere theorie, die veronderstelt dat kinderen juist narcisten worden doordat ze door hun ouders de hemel in geprezen worden, acht Brummelman nu te hebben bewezen. Daarmee is de kous niet af. Brummelman e.a. spreken zich niet uit over de mate van genetische bepaaldheid van narcisme. Toch is de betekenis die zij aan de resultaten van hun onderzoek hechten allerminst bescheiden. Die beloven dat oudercursussen kunnen bijdrage kunnen leveren aan de beperking van de ontwikkeling van narcisme en aan de maatschappelijke kosten die ermee gemoeid zijn.
Brummelman trad onder andere op in de interessante Zembla-reportage ‘Ouders van tegenwoordig’ van 29 april die de stelling, dat de Nederlandse ouders het opvoeden zijn verleerd, nog eens met kracht probeerde te onderbouwen. Vooral de ouders die ten tonele worden gevoerd met hun puberende zonen tonen hoe onthand de moderne opvoeder kan zijn. De musicus die er vast van overtuigd is zijn zoon nadrukkelijk vrij te hebben gelaten en geconfronteerd wordt met het verwijt dat hij zulke hoge eisen heeft gesteld. De moeder die zegt niet te weten hoe ze haar zoon, die volstrekt een loopje met haar neemt, moet belonen en straffen. Hij heeft alles al en is er niet van onder de indruk als hij een week niet op zijn play-station mag: dan gaat hij gewoon voetballen. De welvaart is een van de vele maatschappelijke oorzaken die Mirjam Schöttelndreier in de reportage voor de getoonde opvoedverdwazing aandraagt. Zij legde eerder de vinger bij de zere plekken in haar boeken Monsters van kinderen, draken van ouders (2002) en Kan ik ook van mijn kind scheiden? (2007).
Ook in de populaire opvoedliteratuur wordt er al veel langer op gewezen dat zelfwaardering van groot belang is, maar dat ziekelijke zelfwaardering een probleem vormt. Brummelman sluit in zijn opvoedingsadvies aan bij het idee dat ouders kinderen zouden moeten prijzen vanwege hun prestaties en het idee dat zij als persoon zo bijzonder zijn zouden moeten temperen. De voortdurende behoefte aan bewondering die dat veroorzaakt zou leiden tot agressiviteit bij tegenslag en een verhoogd risico op verslaving, depressie en angststoornissen. Toch is het allemaal minder eenvoudig dan het lijkt, want er is veel voor te zeggen dat het juist de prestatiecultuur is die de cultuur van het overdreven complimenteren heeft gecreëerd. Want die heeft er naast de sterke afname van het kindertal toe geleid dat ouders niet alleen het beste willen voor hun kind, maar ook echt denken dat hun kinderen beter zijn dan ze zijn.
Wat is er in de opvoeding tegen narcisme te doen als de cultuur zelf narcistisch is geworden? Toen Christopher Lasch in 1979 zijn Culture of narcissism. American life in an age of diminishing expectations publiceerde, sloeg het boek in als een bom. De narcistische persoonlijkheid met zijn onvermogen om zich te binden en zijn hang naar liefde, lof en zelfbevestiging – zoals Lasch die toen beschreef – was in de jaren negentig ook hier al tot een soort rolmodel geworden. Het meest betreurenswaardige is wel dat de gedegen kritiek op de consumptiemaatschappij, die dit menstype voortbracht, ook in Nederland na de jaren zeventig al is verstomd.
Wie wil weten van hoe ver we inmiddels gekomen zijn moet beslist eens naar het radio-interview luisteren dat verslaggever Evert Garretsen op 25 januari 1954 had met de toen 74-jarige schaatskampioen Coen de Koning. De Koning won de tweede en de derde Elfstedentocht in 1912 en 1917. Als De Koning te spreken komt over de mentaliteit van de jonge sporters uit de jaren vijftig barst hij in snikken uit. Hij vertelt wat hij er destijds allemaal voor over moest hebben en hoe de jonge mensen ´van tegenwoordig´ er met hun pet naar gooien. Ik heb zelden een scherpere tekening van de narcistische persoonlijkheid voor ogen getoverd gekregen.
Het interview met Coen de Koning is te beluisteren op https://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_214436~1954-17-min-27-gehele-interview-coen-de-koning~.html Het fragment start op 00:13:15
Ik snap niks van de laatste alinea. Was de Koning in 1954 74 en won hij in 2012 en 2017 de tweede en derde elfstedentocht?
Excuus. De tweede en de derde Elfstedentocht waren respectievelijk in 1912 en 1917. De jaartallen zijn inmiddels in de tekst van het blog aangepast.
Intussen werkt de link naar het bijzondere interview van Evert Garretsen met Coen de Koning niet meer. Ik ga met Beeld en Geluid contact opnemen om die te herstellen.