In het jeugdrecht zijn vaste, algemene leeftijdsgrenzen zoals 12 en 18 jaar gebruikelijk. Toch wordt op veel gebieden tegelijkertijd gezocht naar mogelijkheden om op subtielere wijze recht te doen aan de kinderlijke ontwikkeling en aan de toenemende eigen verantwoordelijkheid van kinderen. Zo maakt de Nederlandse wet op diverse terreinen een onderscheid in twee of meer ontwikkelingsstadia. Model staat hiervoor de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO): tot 12 jaar beslissen alleen de ouders over een medische behandeling; tussen 12 en 16 beslissen ouders en kind samen; vanaf 16 beslist het kind in principe alleen.
In die lijn wordt bijvoorbeeld voor zoiets ingrijpends als een geslachtsveranderende behandeling in ons land een protocol gevolgd, dat inhoudt dat tussen de 12 en 16 jaar als ouders en kind dat wensen alleen kan worden begonnen met een hormoonbehandeling die de puberteit remt; pas vanaf 16 jaar met ‘cross-sex’ hormoonbehandeling kan worden gestart, waarbij in principe de wens van het kind volstaat; en pas vanaf 18 jaar kan worden begonnen met een geslachtsveranderende operatie, waarvoor de wens van de inmiddels meerderjarige uiteraard voldoende is. Tot het 12e levensjaar mag in ons land overigens geen enkele behandeling in deze richting plaatsvinden, ook al dringen de ouders daar nog zo sterk op aan. En in tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS mag er in Nederland dus pas vanaf de meerderjarigheid operatief worden ingegrepen. Kortom, een uitgekiende balans tussen bescherming en ontwikkeling van autonomie.
De WGBO gaat nog verder wat betreft ruimte voor erkenning van de autonomie van het kind. Wanneer een minderjarige tussen de 12 en de 16 jaar namelijk tegen de wens van de ouders in blijft aandringen op een bepaalde behandeling en die naar het oordeel van de arts weloverwogen blijft wensen, geeft de stem van de minderjarige uiteindelijk de doorslag. Minstens zo opmerkelijk is dat in ons land, in tegenstelling tot diverse andere landen, de verstrekking van anticonceptiemiddelen, behandeling van geslachtsziekten en abortus vanaf 12 jaar in principe mogelijk is zonder toestemming (en zelfs kennisneming) van de ouders. Op beide punten is weldoordacht afgeweken van het algemene uitgangspunt dat minderjarigen alleen handelingsbekwaam zijn met toestemming van hun ouders en is, mede vanuit een beschermingsmotief, gekozen voor het zelfbeschikkingsrecht van minderjarigen.
Toch gaat het een enkele keer fout met dat zelfbeschikkingsrecht. Op zo’n geval is onlangs gewezen in het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht. Het betreft de Jeugdwet, voorzover daarin de toestemmingsbepalingen uit de WGBO zijn overgenomen. De Jeugdwet stelt namelijk dat voor jeugdhulp aan een jongere van 16 jaar of ouder alleen de toestemming van deze jongere zelf nodig is. Daar is onvoldoende over nagedacht. Een implicatie hiervan is immers dat een zestienjarige die van huis wegloopt, zelfstandig aanspraak kan maken op pleegzorg en dus zelf kan besluiten in een ander gezin te gaan wonen. Dit staat haaks op de rechten van ouders, zoals vastgelegd in de bepalingen over het ouderlijk gezag in het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat kinderen tot hun 18e de woonplaats volgen van degene die het gezag over hen uitoefent.
Kortom, jeugdhulp in vrijwillig kader, die inhoudt dat de jongere buiten het gezin gaat wonen, kan niet worden verleend zonder toestemming van de ouders. Dat moet zo blijven. Uiteraard dient serieus naar de mening van de jongere te worden geluisterd en bij conflicten kan een curator worden ingeschakeld. Cruciaal is echter dat de gemeente, als de conflicten onoverbrugbaar blijken, niet de ruimte neemt om het vrijwillig kader op te rekken en de ouders te passeren. Een ‘vrijwillige uithuisplaatsing’ tegen de wil van de ouders is een evidente contradictio in terminis en onaanvaardbaar. In zo’n geval dient de kwestie net zoals bij gesloten jeugdhulp aan de kinderrechter te worden voorgelegd. Die kan dan onderzoeken of uithuisplaatsing in gedwongen kader noodzakelijk is. Wil de belofte dat de Jeugdwet de ‘eigen kracht van het gezin’ zou versterken enige geloofwaardigheid houden, dan moet diezelfde wet op dit punt snel worden gecorrigeerd.