Zaterdag 11 november besteedde het BNNVARA-programma Kassa aandacht aan de problemen die zijn ontstaan als gevolg van de decentralisatie van de jeugd-ggz. Kassa sprak tientallen ouders over de gevolgen van de aanbesteding van de jeugd-ggz. Zij hebben sinds 2015 allemaal slechte ervaringen, vooral wat betreft behandeltijd van een aanvraag, de kwaliteit van het onderzoek, de integriteit van betrokken medewerkers van gemeente en sociaal team en de veel te korte duur van geboden hulp.
Van alle kanten werd vooraf getwijfeld of het wel goed zou gaan, vooral voor de 200.000 kinderen met psychische problemen die onder de jeugd-ggz vallen. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) vergeleek dit plan in een brief aan de minister met het onderbrengen van Kindergeneeskunde bij de gemeente. De zorgen over deze operatie waren extra groot omdat die in veel te korte tijd moest worden gerealiseerd. Bovendien ging deze majeure operatie niet gepaard met een investering maar met een drastische bezuiniging van 450 miljoen euro in drie jaar, dat wil zeggen 12% van het totale budget!
Na de decentralisatie gebeurde precies waarvoor was gewaarschuwd. Kinder- en jeugdpsychiaters, gespecialiseerde psychologen en orthopedagogen signaleren dat de gemeente op de stoel van de behandelaar plaatsneemt. Er ontstaan opnieuw wachtlijsten die snel groeien. Instellingen en vrijgevestigden moeten met tientallen gemeenten onderhandelen over de prijs, ze worden overspoeld met administratie, steeds meer instellingen kunnen in een groot aantal gemeenten geen hulp meer verlenen en vele vrijgevestigden zien zich gedwongen hun praktijk voor kinderen te sluiten. Ouders van kinderen met complexe zorgvragen raken in het nieuwe systeem de weg kwijt en voelen zich in de steek gelaten. Zoals een echtpaar stelt: ‘In de praktijk betekent dat, dat wij als ouders na een periode van zware overbelasting en burn-out ons leven steeds maar geen vorm kunnen geven bij gebrek aan zekerheid dat de nodige hulp beschikbaar blijft.’
Van de kant van de gemeenten wordt inmiddels van links tot rechts erkend dat de gemeenten in 2015 een valse start hebben gemaakt, met te weinig budget, te weinig gegevens en een te ingewikkelde organisatie. Bij veel gemeenten is het geld voor dit jaar al op. Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur en de NOS onder 228 gemeenten blijkt ruim driekwart van de gemeenten inmiddels wachtlijsten voor jeugdzorg te hebben. De VNG erkent dat het vaak ontbreekt aan regionale samenwerking. Het rijk weigert die echter af te dwingen.
Kinder- en jeugdpsychiater Hilmar Backer stelde in de uitzending dat alleen een landelijke financiering het tij nog kan keren. Zonder ingrijpen door de centrale overheid zal de kinder- en jeugdpsychiatrie volgens hem 2018 niet overleven en als een kaartenhuis in elkaar storten: de wachtlijsten lopen verder op, de werkdruk navenant en het tekort aan kinderpsychiaters neemt verder toe. Backer wijst op de noodzaak van eenduidige financiering en maakt duidelijk dat dat niet overgelaten kan worden aan de gemeenten.
Het meest schrijnende is dat de nieuwe minister van VWS, Hugo de Jonge, weer met de routineuze reactie van Van Rijn komt [Lees hier de volledige reactie van de minister.]: ‘Een kwetsbaar kind dat acuut zorg nodig heeft moet dat altijd zo snel mogelijk krijgen.’ Bestuurlijke of financiële vraagstukken mogen volgens hem nooit een reden zijn om een kind niet tijdig te behandelen. ‘Van alle gemeenten en zorgaanbieders verwacht ik dat zij die verantwoordelijkheid nemen en dat de jeugd-ggz ook haar eigen verantwoordelijkheid neemt in het oplossen van hun problemen.’ Als de nieuwe bewindsman de komende maanden met dergelijke versleten mantra’s blijft komen en niet zelf in actie komt dan zal inderdaad gebeuren wat Backer voorspelt. Dan blijft er weinig over van de kinder- en jeugdpsychiatrie en dan wordt het voor ouders met kinderen met ernstige psychische problemen en een laag inkomen vrijwel onmogelijk om nog adequate hulp te krijgen.
Het is niet alleen de politiek die vasthoudt aan versleten mantra’s. Zolang we niet onder ogen durven zien dat basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs nauwelijks raad weten met kinderen die anders, maar (nog) niet gek zijn, blijven we dweilen met de kraan open. Waarom nam de kinderbescherming wel de boot van zeilmeisje Laura Dekker in beslag, maar treedt de raad nooit op tegen scholen die zo weinig aansluiten op de behoeften van kinderen dat die er ernstige aandoeningen van krijgen. Wanneer gaan pedagogen nu is die andere minister roosteren? Zolang het op school over taal en rekenen gaat, en dan een tijdje niets, blijft de vraag naar jeugdzorg groeien.