Op 20 november – de Internationale Dag voor de Rechten van het Kind – presenteerde Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer de resultaten van haar tweede ‘Kinderrechtentour’. Vanaf begin oktober reisde ze door Nederland om met tientallen kinderen en jongeren te spreken. Daarnaast vulden enkele duizenden kinderen en jongeren een online vragenlijst over hun leven in. In overeenstemming met ander recent onderzoek bevestigt de Kinderrechtentour opnieuw het beeld dat het met de meeste kinderen in Nederland goed gaat. Zij beoordelen hun leven met een 7,7. De overgrote meerderheid van de Nederlandse jeugd is gelukkig en blij met hun relatie met ouders, vrienden en klasgenoten, ook al ervaren kinderen meer druk op school. Zo is de afgelopen vier jaar het percentage dat aangeeft veel steun te ervaren van hun ouders zelfs nog verder gestegen naar ruim 75 procent. Ook in internationaal vergelijkend onderzoek komt steeds dit bijzonder positieve beeld van het welbevinden van de Nederlandse jeugd naar voren.
Maar de Kinderrechtentour maakt ook indringend duidelijk dat er ook een groep kinderen is waar het niet goed mee gaat. Tien procent van de kinderen geeft hun leven namelijk een zware onvoldoende, gemiddeld een 3,8. De Kinderombudsvrouw concludeert dan ook: ‘We doen in Nederland veel goed, maar er zijn kinderen die we hopeloos in de kou laten staan. Vooral bij de hulp aan kwetsbare kinderen schieten we echt tekort.’
In feite gaat het hier over onze jeugdbescherming, dat wil zeggen over onze maatschappelijke inspanningen en ons (on)vermogen om een goed beeld te krijgen van de veiligheid van kwetsbare kinderen en om hun veiligheid te garanderen. Van oudsher ligt het risico dat er geen of nauwelijks zicht is op de veiligheid van het kind in de jeugdbescherming op de loer. Maar vooral de laatste tien jaar verschijnen steeds meer internationale studies die laten zien dat vrijwel alle jeugdbeschermers vroeg of laat worden geconfronteerd met situaties waarin ze het kind niet te zien krijgen, sterker nog waarin ze niet eens worden binnengelaten, laat staan dat ze in staat zijn het kind veiligheid te bieden.
Het bekendste en tegelijk meest beruchte voorbeeld waarbij de veiligheid en behoeften van het kind al snel op de achtergrond dreigen te raken betreft agressie en intimidatie jegens jeugdbeschermers. In Nederland is op dit punt de afgelopen jaren een specifieke aanpak van deze problematiek ontwikkeld, bekend als LET – landelijk expertise team. Intimidatie en agressie jegens jeugdbeschermers blijken allerminst uitzonderlijk en worden in diverse landen wijdverbreid gesignaleerd. Toch blijft het probleem van onvoldoende zicht op de veiligheid en behoeften van het kind daar niet toe beperkt. Analyse van gezinsdrama’s laat zien dat het ook kan gaan om bedrog, misleiding, mooie praatjes van ouders met psychopathie of andere stoornis, waardoor jeugdbeschermers op een verkeerd been worden gezet of, doordat ze bezig gaan met de zorgen van de ouders, worden afgeleid van de focus op de veiligheid en behoeften van het kind.
Een van de opvallende en verontrustende bevindingen uit het onderzoek naar dit probleem is het gebrek aan inzicht en aan zorg en ondersteuning vanuit het management van de jeugdbeschermers die op verzet van ouders stuiten en er daardoor maar niet of nauwelijks in slagen om het kind zelf te zien en te spreken.
Het valt te vrezen dat we de komende jaren in Nederland eerder meer dan minder met dit probleem zullen worden geconfronteerd. Dat heeft te maken met de nieuwe oriëntatie op ‘integraal’ of ‘systemisch werken’. De opdracht vanuit Den Haag aan de jeugdzorgorganisaties om zich te conformeren aan de nieuwe mantra ‘één gezin, één plan, één werker’ heeft een flink aantal van hen er namelijk toe gebracht om een generieke aanpak van problemen op het gebied van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te ontwikkelen. Als methode zweert men dan bij een gezins-, familie- of netwerkbijeenkomst bij al deze vraagstukken. Deze aanpak brengt met zich mee dat de aandacht primair naar het gezinssysteem gaat – naar problemen met verslaving, ziekte, werkeloosheid, schulden en andere hulpvragen etc. – in plaats van naar de bescherming van het kind. Uiteraard kan het van groot belang zijn – ook voor het welbevinden van het kind – dat aan dergelijke kwesties aandacht wordt besteed en een oplossing of tenminste verlichting wordt gezocht. Maar zoals van meerdere kanten eerder gesignaleerd, een dergelijke integrale aanpak vergroot de kans dat de kinderen uit beeld raken.
Deze week verscheen een proefschrift waarin de toepassing van integraal casemanagement in de regio Amsterdam wordt onderzocht. Daarin wordt geconstateerd dat nog niet de helft van de kinderen die een jeugdbeschermingsmaatregel is opgelegd bij een gezinsbijeenkomst aanwezig is. Terwijl bij de kinderrechters steeds meer aandacht is voor het persoonlijke, aparte gesprek met het kind – ook wanneer dit nog erg jong is – blijken de casemanagers in Amsterdam meer met de ouders in gesprek dan met de kinderen. Kortom, deze aanpak brengt ernstig risico met zich mee voor verlies van focus op de veiligheid van het kind. Hoewel het proefschrift getuige alleen al de bezwerende titel – Child safety now!– en de berichtgeving in de media, van begin tot eind in het teken staat van de rotsvaste overtuiging van de positieve betekenis van een integrale aanpak voor het kwetsbare kind, geven de bevindingen juist aanleiding tot een fundamentele heroriëntatie op dit punt.