Mei vorig jaar besluit de kinderrechter op advies van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling voor een jaar van drie kinderen wegens aanhoudend huiselijk geweld in het gezin. Al sinds zes jaar wordt het gezin na een melding van het oudste kind vanwege huiselijk geweld van diverse kanten ondersteund, maar het patroon blijft vrijwel onveranderd. De moeder legt zich echter niet neer bij de beslissing van de kinderrechter en gaat in beroep bij het hof. Ze zegt dat zij altijd open heeft gestaan voor hulp en altijd met alle instanties in gesprek is gegaan. Ze erkent dat de minderjarigen last hebben van de ruzies tussen de ouders en ze wil de situatie verbeteren, maar alleen op eigen gezag en niet gedwongen. De GI en de Raad signaleren dat het de laatste maanden beter gaat, maar zij zien nog steeds zorgelijke signalen en zijn van mening dat de OTS na dit jarenlange patroon van steeds opnieuw terugkerend geweld vooralsnog dient te worden gehandhaafd. Volgens hen stelt de vader zich wisselend op en bagatelliseren de ouders de gevolgen van het geweld voor de kinderen, omdat het niet op hen was gericht. Het hof beslist dat het besluit van de kinderrechter wettelijke grond mist omdat de ouders hulp accepteren. De OTS wordt opgeheven.
Hier zien we het negatieve effect van de nieuwe rechtsgrond voor de OTS. Voorheen gold als criterium voor een ondertoezichtstelling dat de ontwikkeling en veiligheid van een kind werden bedreigd en dat hulpverlening in vrijwillig kader had gefaald of dreigde te falen. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen op 1 januari 2015 is de laatste grond vervallen. Sindsdien geldt dat een OTS slechts kan worden opgelegd als ouders vrijwillige hulp niet of onvoldoende accepteren, onverschillig het resultaat. Terecht noemde toenmalig Tweede Kamerlid Nine Kooiman (SP) dit bij de parlementaire behandeling een ‘klein schoonheidsfoutje met mogelijk grote negatieve gevolgen’.
Het negatieve effect van deze nieuwe rechtsgrond – ofwel de patstelling die dit tot gevolg heeft als ouders wel hulp accepteren maar dit zonder resultaat blijft – zien we bij uitstek bij dit soort gevallen: huiselijk geweld waarbij moeder voortdurend haar best doet om de buitenwereld te overtuigen dat het goed gaat, vader bij tijd en wijle als een ongeleid projectiel uit de bocht vliegt en moeder dan weer hemel en aarde beweegt om iedereen te overtuigen dat zij openstaat voor hulp en er hard wordt gewerkt aan verbetering. Dat meent deze moeder doorgaans ook. Meestal blijft ze tegen beter weten in geloven in de mogelijkheden om zowel de relatie met haar gewelddadige partner te redden als het gezin zonder inmenging van buitenaf in goede banen te leiden. Ondanks het feit dat de kinderen vaak jarenlang met trauma’s worden opgezadeld en vrijwel in voortdurende angst leven, weet de moeder met haar blinde hoop dat het allemaal goed komt, dankszij de nieuwe wettelijke grond toezicht voor de kinderen in gedwongen kader effectief te vermijden.
Een schrijnend voorbeeld uit een vergelijkbaar dossier. Vader en moeder zijn allebei aan het begin van hun puberteit naar Nederland gekomen, konden hier moeilijk aarden en zwierven veel op straat. Vader belandde op jeugdige leeftijd in de criminaliteit. Moeder was nog minderjarig toen hun eerste kind werd geboren. Ze werd enkele jaren begeleid vanuit Bureau Jeugdzorg. Moeder heeft eenhoofdig gezag, vader heeft het kind niet erkend. Hij heeft ook nog kinderen bij een andere vrouw. Hij leidt een onregelmatig leven en verblijft dan weer hier, dan weer daar. Vrij kort na de geboorte van het tweede kind krijgt de politie een melding huiselijk geweld. Zij treft de peuters in shock aan. De kinderrechter stelt het tweetal voor een jaar onder toezicht en plaatst ze met spoed uit huis. Vader krijgt 90 dagen detentie. Hij heeft al eerder vanwege andere geweldsdelicten vastgezeten. De OTS wordt met een jaar verlengd maar daarna, ondanks een verlengingsverzoek van Bureau Jeugdzorg opgeheven, omdat moeder de rechter bezweert dat het inmiddels beter gaat.
Moeder krijgt een flatwoning in een andere stad; het adres is geheim voor vader. Moeder is echter niet in staat zich zelfstandig te redden. Ze heeft een verstandelijke beperking, beschikt niet over een netwerk, heeft financiële problemen en op zichzelf aangewezen vervalt ze in apathisch gedrag. Dan duikt vader weer op en binnen enkele maanden volgt een nieuwe serie meldingen van geweld en bedreiging. Opnieuw worden beide kinderen met een spoedmachtiging uit huis geplaatst; vader krijgt een huisverbod. Als een maand later een derde kindje wordt geboren, wordt ook deze baby meteen uit huis geplaatst.
Moeder krijgt van vele kanten hulp – schuldsanering, therapie, een nieuwe woning – en de kinderen mogen naar haar terug. Vervolgens herhaalt zich het patroon: vader duikt weer op; er volgt nieuw geweld; vader krijgt een nieuw huisverbod. Vanwege zeer problematisch gedrag op school van de twee oudsten wordt de kinderpsychiater ingeschakeld. Die constateert dat de kinderen angstig zijn en woede-aanvallen hebben en tekenen van emotionele verwaarlozing en posttraumatische stress vertonen. Daarop doet de raad opnieuw een verzoek tot OTS bij de rechter. De kinderrechter wijst echter op de wet en ziet zich genoodzaakt het verzoek af te wijzen, ‘omdat moeder hulpverlening in het vrijwillige kader accepteert.’