Zoals Johan Cruijff bij oudere sportliefhebbers nog steeds alom wordt bewonderd, zo werd Willem Holleeder tot voor kort in kringen van jonge veelplegers als groot voorbeeld gezien. Niet alleen de Heineken-ontvoering en alle publiciteit, boeken, films, Panorama-rapportages en interviews daaromheen, maar ook de bijna mythische verhalen over minutieus voorbereide gewapende bankovervallen en spectaculaire ontsnappingen met speedboten in de Amsterdamse grachten die in criminele en politiekringen de ronde deden droegen bij aan zijn heldenstatus in de onder- en schemerwereld. Meer recente fijne optredens, in College Hour bij Twan-Huys, met dj Ruud de Wild en rapper Lange Frans en een column in de Nieuwe Revu, hebben ongetwijfeld bijgedragen aan zijn bekendheid bij het grote publiek, maar in het criminele circuit begon Holleeder al vier decennia geleden ‘straatwaarde’ te verwerven.
Opgegroeid als straatschoffie in de toen nog volkse en armoedige Amsterdamse Jordaan, werd hij in het milieu en bij de politie al eind jaren zeventig, ver voor de Heineken-ontvoering, in verband gebracht met een serie nooit opgeloste, zeer tot de criminele verbeelding sprekende overvallen op banken en girokantoren uitgevoerd met zijn gabbers Cor van Hout, Frans Meijer en Jan Boellaard. Hetzelfde viertal was later betrokken bij de al even nauwkeurig en jarenlang voorbereide ontvoering van Freddy Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer van 9 tot 30 november 1983, waarvoor 35 miljoen gulden losgeld werd betaald, waarvan de heren onder meer bordelen aanschaften en waarvan bijna een kwart ondanks massale politie-inzet nooit is teruggevonden. Nadat de vrijlating van Holleeder en Van Hout in januari 1992 met een groot feest in het Amsterdamse Marriott Hotel was gevierd kon hun reputatie in de onderwereld niet meer stuk. Wie de foto’s uit die jaren ziet, ziet meteen dat de heren zich onaantastbaar waanden.
Jonge veelplegers stoppen vrijwel allemaal (ver) voor hun dertigste met hun criminele levenswijze. In ons onderzoek naar dit proces en de motieven om te stoppen bleek dat dat niet iets is wat ze ongemerkt overkomt, zoals de dominante criminologische theorie van Sampson en Laub het voorstelt. Al degenen die zijn gestopt of stappen in die richting zetten, blijken juist voortdurend bezig met de vraag ‘doorgaan of stoppen?’ De beslissing om te stoppen berust op een simpel en bescheiden motief, namelijk de behoefte aan een rustig leven. Degenen die willen stoppen, ervaren dat het oude leven niet meer bij hen past, dat de inkomsten, het genot en het gemak tegenvallen en dat de lol eraf is. Ze realiseren zich dat ze geen Holleeder zullen worden en ze concluderen dat steeds weer zitten en alle stress die het criminele leven met zich meebrengt het niet meer waard is. Ze zijn het zat, ze voelen zich er te oud voor, ze zijn geen jongens van de straat meer.
In dit perspectief gezien wordt duidelijk hoe uitzonderlijk Holleeder en zijn maten waren. Waar de doorsnee jonge veelpleger rond z’n 16e al minstens 10 of 15 maal is gepakt, wisten deze jongemannen – zoals de meeste succesvolle beroepscriminelen – vaak ondanks sterke verdenkingen juist jarenlang uit handen van de politie te blijven. Dit heeft uiteraard alles te maken met het feit dat de doorsnee jonge veelpleger een opvallend laag IQ heeft en meestal keer op keer nogal knullig en impulsief te werk gaat, terwijl Holleeder c.s. uitgekookt en puur planmatig te werk gingen. En waar de meeste jonge veelplegers het na talloze malen zitten ergens midden twintig voor gezien houden, brak het echte gevoel van onoverwinnelijkheid bij Holleeder en de zijnen juist vanaf die leeftijd door.
Des te ironischer is het dat hun voormalige compagnon Frans Meijer – inmiddels 65 – vorige week bij de rechter werd voorgeleid, omdat hij in oktober vorig jaar betrokken bleek bij een tamelijk klunzig uitgevoerde poging tot overval van een geldwagen. Samen met zijn 26-jarige zoon en de 32-jarige zoon van Jan Boellaard – jawel – werd deze oud-Heineken ontvoerder, voorzien van plaksnor, kogelvrij vest, revolver en gestolen motor op heterdaad op straat betrapt in het volksbuurtje waar hij opgroeide, de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Misschien was deze aow-er – indertijd in eigen kring aangeduid als professor bijgoochem – wat overmoedig geworden door de aanwezigheid van zijn zoon en de jonge Boellaard en waande hij zich opnieuw onoverwinnelijk. In elk geval was hij weer even een echte jongen van de straat.