Nashville en kinderbescherming

Delen:

Het is best boeiend/ bizar om te zien hoe de VU met de Nashville-verklaring probeert om te gaan. De Nederlandse variant van dit initiatief van aards-conservatieve Evangelicals in de VS komt immers van een groep docenten uit dit academisch hoekje. Verrast door de storm van maatschappelijke verontwaardiging die ‘Nashville’ teweegbracht, tracht de VU snel afstand te nemen van de discriminerende strekking door de regenboogvlag uit te steken. Dan volgt een serie verdedigingen, keurig vertolkt door Bert Jan Lietaert Peerbolte, hoogleraar nieuwe testament en bestuurder van de sectie van waaruit Nashville werd geïnitieerd, in het laatste nummer van VU-weekblad Ad Valvas. Allereerst deelt hij mee dat hij getroffen is door de knullige totstandkoming van de verklaring. Het gaat immers om ‘een intern stuk van een werkgroep, ter voorbereiding op een studiedag’ en niet alle betrokkenen is daarvoor toestemming gevraagd – zonder overigens te vermelden dat geen van die betrokkenen zich er publiekelijk van heeft gedistantieerd. Vervolgens haast hij zich erop te wijzen dat de verkettering van homoseksualiteit en transgender-identiteit niet alleen gebeurt in SGP-kringen, maar ook onder katholieke bisschoppen, Joden en moslims gangbaar is. Wat hem wel heeft verrast is de harde toon: ‘De vorm en toon hebben velen pijn gedaan. Maar’, laat hij daar meteen op volgen, ‘in de pauzes van de colleges hoor ik er ook steun voor. Er zijn ook studenten en collega’s uit de conservatievere hoek die zich een kleine minderheid voelen, wier stem niet meer gehoord mag worden.’ ‘Dus niet alleen homo’s en transgenders worden gedemoniseerd, ook de orthodoxe refo’s zelf’, vraagt de interviewer. ‘Precies. We moeten alle minderheden sociale veiligheid bieden. (…) De Nashville-verklaring zegt niet dat homo’s niet welkom zijn op de VU.’ ‘Nee, ze zegt dat homo’s op de hele wereld niet welkom zijn…’ ‘Ja, dus daar moeten we over in gesprek gaan.’ Bij voorbaat een van de betere cabaretteksten van 2019.

Dat het perspectief op een prettige uitkomst van zo’n ‘gesprek’ weinig bemoedigend is, werd overigens vorige week al duidelijk, toen Peerboltes collega Pieter de Vries, theologiedocent en predikant bij de Hersteld Hervormde Kerk, in het AD zei dat er te weinig onderwijs zou worden gegeven over ‘wat de bijbel zegt over het huwelijk en seksualiteit. Toen de nazi-ideologie zich opdrong, zwegen de kerken. Nu dringt de genderideologie zich op en zwijgen de kerken weer te vaak.’ Matthias Smalbrugge, hoogleraar binnen dezelfde sectie, constateert dat het hier niet gaat om een ‘oprisping’, maar om een ‘weloverwogen steen door de ruit van de moderniteit uit naam van de eigen identiteit.’ Weer een andere, meer goedmoedige VU-hoogleraar contextuele bijbelinterpretatie, Peter-Ben Smit, oud-priester en vooraanstaand lid van de oud-katholieke kerk, zegt daarentegen (vermoedelijk tegen beter weten in) toch te hopen op een ‘verdiepend gesprek’ en een ‘constructief vervolg’. Hij geeft als voorbeeld van een ‘juiste’ bijbelinterpretatie – ‘toegang tot de Bijbel zoals die eigenlijk is’ – het kerkasiel in Den Haag. Dit ‘zou zomaar geïnspireerd kunnen zijn door het verhaal over Sodom en het goddelijk verbod op de verkrachting van de vreemdeling, die vanuit de Bijbelse God gezien geen vreemde, maar naaste is. Dát is pas Bijbelgetrouw!’

Dat het afgezien van of ondanks deze uiteenlopende exegetische lenigheid van de VU-geleerden treurig is gesteld met de kennis van de bijbel bij de Nashvillers is wel duidelijk. Ik ben geen theoloog, heb geen religieuze opvoeding gehad en slechts een jaar bijbelkennis op de middelbare school genoten, maar ik kan me toch moeilijk aan de indruk onttrekken dat zowel het oude als het nieuwe testament zich alleen al gezien alle bijvrouwen en mannelijke privileges moeilijk laten lezen als een prevelement voor het monogame, burgerlijke huwelijk. En ik heb ook de indruk dat waar De Vries & co de bijbel graag letterlijk nemen, ze dat volstrekt willekeurig en wetenschappelijk bepaald niet verantwoord doen.

Taalhistoricus Ewoud Sanders attendeerde onlangs op een schokkend voorbeeld hiervan betreffende een verhaal in Richteren, waarnaar de Nashvillers graag verwijzen. Het gaat over een Leviet die, overvallen door de avond, de nacht als gast doorbrengt bij iemand in een dorp van een andere stam. Leest u even mee hoe dit in de Nieuwe Bijbelvertaling wordt beschreven: ‘Terwijl de reiziger en zijn gastheer genoeglijk aan de maaltijd zaten, liepen de mannen van de stad bij het huis te hoop. Deze onverlaten bonsden op de deur en riepen tegen de oude heer des huizes: ‘Laat die gast van u naar buiten komen, we willen hem nemen!’ De gastheer ging naar buiten en zei tegen hen: ‘Mensen, bega toch geen schanddaad. Zoiets kunt u niet doen: deze man is bij mij te gast!’ [Zonder aarzeling vervolgt het verhaal dan:] ‘Ik heb hier mijn dochter, die nog maagd is, en de bijvrouw van mijn gast [eveneens nog een meisje]; laat me die naar buiten sturen. Neem hen maar en doe met hen wat u wilt, maar doe deze man hier zoiets schandelijks niet aan.’ De belagers gingen daar niet op in, maar toen de Leviet zijn vrouw de straat op duwde, naar hen toe, verkrachtten en misbruikten ze haar de hele nacht lang. (…) Bij zijn thuiskomst nam hij zijn mes en sneed het lichaam van zijn vrouw in twaalf stukken.’ Jazeker, heren die een man ‘nemen’, dat heet hier een schanddaad. Maar is dit verhaal wat het ‘nemen’ van het meisje betreft niet te walgelijk om er ook maar de minste letterlijke betekenis aan toe te kennen?

Ik ben het eens met de stelling van Matthias Smalbrugge en Joost Roselaers, dat academische vrijheid een waarde is die zich slecht verdraagt met de toe-eigening van absoluut gezag. Maar moeten we niet concluderen dat dit niet alleen geldt voor de academische vrijheid? Geldt dit bijvoorbeeld niet voor veel meer onderwijs? En verdraagt bijvoorbeeld de kinderbescherming, met haar aandacht voor gunstige ontwikkelingsmogelijkheden van het kind, zich wel met een dergelijke toe-eigening van absoluut gezag? Valt enthousiasme voor een letterlijke lezing van verhalen als Richteren of van andere heilige boeken wel te verenigen met streven naar een gezonde kinderlijke ontwikkeling? Ik denk hierbij aan het feit dat raadsonderzoekers met enige regelmaat stuiten op spanningen in de opvoeding rond strikte religieuze opvattingen. Een kind met een niet-christelijke achtergrond dat niet iedere zondag meerdere malen met z’n pleegouders mee wil naar de kerk. Een twaalfjarige die door haar ouders wordt veroordeeld omdat ze met een leeftijdgenoot heeft gezoend. Een vijftienjarige die zich bekneld voelt in het antihomoseksuele milieu waar de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming hem heeft geplaatst. Moeten we met het oog op ruimte voor een onbedreigde ontwikkeling van het kind niet uiterst terughoudend zijn met het toevertrouwen van kinderen aan organisaties die zich beroepen op een absoluut religieus gezag?

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *