Ruinerwold, andere buitengewesten en de media.

Delen:

Op 15 oktober werd ik gebeld door een redacteur van NRC-Handelsblad over het Drentse gezin in Ruinerwold. Ik zei dat daar helemaal nog niets over te zeggen was, omdat er domweg nog niets bekend was. In het gesprek dat volgde kwamen nog wel allerhande mogelijke varianten voorbij, de sekte incluis, maar ik heb haar er toch van kunnen weerhouden om er iets over te schrijven. ’s Avonds ging Mariëlle Tweebeeke in Nieuwsuur in gesprek met bijzonder hoogleraar psychiatrie Niels Mulder die inderdaad niets te zeggen had. De volgende dag werd ik over hetzelfde onderwerp gebeld door een redacteur van Metro. Tegen haar heb ik gezegd dat ik het een schande vond dat deskundigen zich in de media zo tot speculaties lieten verleiden. Helder was dat zij zich alleen maar konden beperken tot algemeenheden waar de kijker het zijne over moet hebben gedacht. Dat had de avond ervoor zeker ook gegolden voor ontwikkelingspsycholoog Steven Pont die voor de gelegenheid gevraagd was aan te schuiven aan de speculatietafel van Jeroen Pauw. De Metro-redacteur vroeg of ze dát dan wel in de krant mocht melden. Ik weet niet of ze dat ook heeft gedaan.

Dezelfde dag werd ik gebeld door Indra Jager van het Algemeen Dagblad. Zij vroeg of ik iets zeggen kon naar aanleiding van het bericht in haar krant onder de kop: ‘Utrechtse basisschoolleerling grijpt naar mes bij ruzie met klasgenoot.’ Een jongen had tijdens een kampuitje een ontbijtmes gepakt en daarmee een steekbeweging naar zijn medeleerling gemaakt. Hij was door de schoolleiding geschorst. De schoolleiding had de ouders van de kinderen, die bij de jongens in de klas zitten, per brief geïnformeerd. Toen “de zaak’ in de media terecht gekomen was, had de school ook de andere ouders per brief op de hoogte gesteld. Ook in dit geval was onvoldoende bekend om er als deskundige buitenstaander ook maar iets over te kunnen zeggen. De schoolleiding wenste aan de media geen nadere informatie te verstrekken. Daar kon ík me wel iets bij voorstellen. Zo’n kwestie hoort immers binnen de sfeer van de school te worden afgehandeld. Maar doordat de schoolleiding niet met nadere informatie kwam, was het dus opnieuw gissen geblazen. Juist doordat er geen nadere informatie kwam, dreigde deze zaak in de media groot te worden. Te groot wellicht.

In dit geval heb ik de journaliste wel de gelegenheid gegeven om er een verhaal van te maken op voorwaarde dat ik er voor publicatie helemaal doorheen mocht gaan. Zo heb ik ervoor kunnen zorgen dat de schoolleiding niet op voorhand werd veroordeeld en heb ik ook geprobeerd om de jonge “dader” van de noodzakelijke bescherming te voorzien. Over het algemeen geldt de regel dat je als geïnterviewde uitsluitend feitelijke onjuistheden mag rechtzetten. Ik vraag meestal een ruimer mandaat, omdat het in zaken die wetenschap en opvoeding betreffen aankomt op nauwkeurige en afgewogen verwoording. Maar dit had ik nog nooit meegemaakt. Dat ik de gelegenheid kreeg om de hele tekst te finetunen. Bij pedagogische commentaar in de media komt het voor de deskundige eigenlijk altijd aan op goede samenwerking tussen journalist en deskundige. Daar was in dit geval in voorzien. Ik heb het de afgelopen dertig jaar overigens zelden anders meegemaakt.

Na plaatsing van het artikel nam de voorzitter van de medezeggenschapsraad van de school contact met mij op. Er komt een gesprek van de MR met de directeur. De voorzitter vroeg of hij, indien nodig, mijn steun nog mocht inroepen. Ik ben blij dat ik niemand heb geschoffeerd en dat ik, indien gewenst, later zelfs nog een echte positieve bijdrage kan leveren.

Vanmorgen schreef columniste Nynke de Jong in het AD over de aandacht in de media voor de Ruinerwold-zaak. Dat ze er zelf driftig aan meedeed en dat ze daar nu spijt van heeft. ‘Ieder verhaal over die zonderlinge man met zijn lange baard geeft gegarandeerd veel lezers op iedere nieuwssite. Maar nu er zoveel kanten aan het verhaal blijken te zitten, en er zoveel onduidelijk blijft, lijkt het alsof we naar de making of van de Netflix- serie zitten te kijken.’ Wat weten we inmiddels? ‘Er is een man die is opgepakt op verdenking van vrijheidsberoving en witwassen. Er zijn kinderen, maar wat er precies met hen is gebeurd, is onduidelijk. Je kunt daar een hele sensatie van maken, met ronkende termen als ‘kelder-Drent’, maar als we eerlijk zijn tegen elkaar heeft dit verhaal pas weer nieuwswaarde wanneer Gerrit Jan van D. of één van zijn kinderen gaat praten,’ aldus De Jong.

Het valt te hopen dat voortaan het berouw voor de zonde komt.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *