Je kan van minister Hugo de Jonge zeggen wat je wil, maar nadat hij jarenlang tegen alle signalen in volhield dat het allemaal goed zou komen met de jeugdzorg, erkent hij nu in reactie op de snoeiharde kritiek van de Inspecties Gezondheidszorg & Jeugd en Justitie & Veiligheid toch dat het zo niet langer kan. Dat is al heel wat voor een van de meest geharnaste voorstanders van een snelle transitie van de gehele jeugdzorg naar de gemeenten. Toen in de aanloop naar de transitie, in 2013 vanuit het veld steeds meer zorgen werden geuit over deze voornemens, drong hij er als wethouder van Rotterdam juist op aan om zonder meer door te zetten. Toen de Eerste Kamer liet weten dat men die kritische geluiden vanuit het veld serieus wilde nemen en de behandeling van het wetsvoorstel enkele maanden werd uitgesteld, deed Hugo de Jonge (CDA) met zijn collega wethouders van de grote steden de kritiek af als “angsthazerij”: “We moeten nu doorzetten met het wetgevende traject.” Na vijf jaar aanmodderen, waarbij de jeugdzorg in een diepe crisis is beland, komt hij nu met enkele bescheiden voorstellen om weer enige nationale verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg te nemen en tenminste de zwaardere vormen regionaal te organiseren.
Maar zie, nu liggen zijn oud collega wethouders dwars: “niet vanaf de Haagse tekentafel”, “geen onzekere top-down stelselwijziging”, “niet direct het hele systeem weer gaan verbouwen.” Je moet maar durven. Na jaren van ernstige zorgen en goed geïnformeerde kritiek vanuit het veld zonder enige schaamte zulke teksten de wereld inslingeren. Immers, al in 2014 wees de commissie Geluk erop dat instellingen hun deuren hadden moeten sluiten en dat er meer zouden omvallen met langere wachttijden als gevolg. Ouders van een kind dat jeugdzorg ontving vanuit een financieel kwetsbare instelling moesten zich serieus zorgen maken. In hetzelfde jaar stuurden de vier koepelorganisaties in de jeugdzorg een brandbrief aan het kabinet, omdat ze een drama voorzagen voor de invoering van de transitie vanaf 1 januari 2015. Kort voor die datum bleek dat driekwart van de gemeenten de continuïteit van zorg niet kon garanderen en nauwelijks op de transitie was voorbereid. Vak voor de invoering gaven de rekenkamers van de vier grote gemeenten aan dat een goede infrastructuur voor het beoogde jeugdbeleid ontbrak en nog jarenlang zou ontbreken. Deskundigen voorspelden een administratieve chaos; gemeenten en zorginstellingen zouden zich verslikken in eindeloos overleg. De voorzitter van de voortijdig opgeheven commissie Geluk achtte de kans groot dat het nog jaren zou duren voordat de zorg voor de meest kwetsbare gezinnen goed geregeld zou zijn.
Al deze zorgen werden in de daarop volgende jaren voortdurend bewaarheid. Al in het eerste jaar concludeerde de Kinderombudsman dat de gemeenten bewust financiële afwegingen maakten ten koste van kinderen. Nadat het Sociaal en Cultureel Planbureau een jaar later had geconstateerd dat de gemeenten voor de jeugdzorg miljoenen tekort kwamen, stelde de Transitie Autoriteit Jeugd in maart 2017 dat de decentralisatie van de jeugdhulp compleet vast dreigde te lopen vanwege de gigantische administratieve rompslomp als gevolg van alle eigen regels en bemoeienissen die gemeenten hadden bedacht. Instellingen waren omgevallen en talloze vrijgevestigden inmiddels gestopt met jeugdzorg omdat ze het financieel niet langer konden bolwerken. Afdelingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie moesten sluiten of bedden reduceren en kinderen met zeer ernstige psychische problemen die direct moesten worden geholpen, belandden maandenlang op wachtlijsten, zelfs bij de crisisopvang. Alom luidde de kritiek dat de gemeente op de stoel van de behandelaar plaatsnam. Bij de evaluatie van de Jeugdwet in de Tweede Kamer vorig jaar maakten ouders en professionals duidelijk dat het niet gaat om kinderziektes die in de loop der tijd overwonnen kunnen worden, maar om structurele tekortkomingen in het nieuwe stelsel. Door enkele duizenden jeugdzorgmedewerkers werd dat tijdens een demonstratie in Den Haag nog eens luid en duidelijk naar voren gebracht.
Maar de bureaucraten van de grote gemeenten durven na al die jaren waarin steeds duidelijker werd dat de jeugdzorg in een diep dal terecht kwam, nog woorden in de mond te nemen als “niet direct het hele systeem weer verbouwen”! Zeker, er moet geld bij; veel meer dan de miljoenen die het kabinet beschikbaar stelt. Maar om nog iets van de zorg voor de meest kwetsbare kinderen te redden is het net zo noodzakelijk dat er veel meer nationale regie komt. Kortom, zo zorgen kabinet en gemeenten op dit moment ondanks het harde oordeel van de inspecties voor een patstelling, met als gevolg dat de kinderen, hun ouders en de werkers in de jeugdzorg nog steeds in de steek worden gelaten.
En tenslotte nog dit: wat had het allemaal anders kunnen lopen als de zorg voor de meest kwetsbare kinderen gewoon via de ggz was blijven lopen. Het valt echter te vrezen dat deze generatie bestuurders niet meer in staat zal zijn dat nog ooit toe te geven.
Regels zijn belangrijker geworden dan de hulp aan het kwetsbare kind. Het is een geldplaatje geworden. Triest dat het zo gaat. Een kind met hoge nood mag/moet gerust nog weken wachten totdat de begeleiding is goedgekeurd terwijl de professional wel ruimte heeft om te begeleiden. Wie neemt hier de verantwoordelijkheid voor het kind dat hulp nodig heeft? Zo veel kinderen…..