Vanaf 11 mei gaan de rechtbanken na twee maanden sluiting weer open, althans voor zaken op het gebied van het strafrecht en van het jeugd- en familierecht. Terecht wordt daaraan prioriteit gegeven, omdat bij deze zaken fysieke aanwezigheid onmisbaar is. De rechter moet de verdachte in een strafzaak kunnen zien en horen en direct kunnen ingaan op opmerkingen van de verdachte; de verdachte moet contact kunnen hebben met zijn advocaat; ouders die worden geconfronteerd met een kinderbeschermingsmaatregel moeten zich rechtstreeks tot de rechter kunnen richten en ter plekke kunnen reageren op de rapportage over hun gezinssituatie, om maar een paar essentiële dingen te noemen.
Er zijn de nodige twijfels over het radicale besluit om de deuren van de rechtbank op 16 maart, een week voor de aankondiging van de ‘intelligente lockdown’, volledig dicht te doen. Het lijkt te zijn gebleven bij de snelle veroordeling van enkele corona-spugers. De nieuwe korpschef van de Nationale Politie, Henk van Essen , noemt het besluit van de Raad voor de Rechtspraak om de rechtbanken te sluiten ‘te rigoureus’: ‘Ik vind het buitengewoon spijtig dat de rechtbanken meteen zijn dichtgegaan. De rechtsstaat staat bijna stil. Als ergens in de strafrechtelijke keten opeens de deur dichtgaat dan heeft dat grote, betreurenswaardige effecten.’ Hij wijst erop dat de politie de afgelopen maanden daarentegen in het algemeen gewoon heeft doorgewerkt.
Henk Naves, de nieuwe voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, sprak dat tegen. Allereerst wees hij erop dat de rechtbanken helemaal niet zijn ingericht op de eisen die volgen uit de richtlijnen van het RIVM. Van de televisie hebben veel mensen de indruk overgehouden dat zaken op de rechtbank in het algemeen in grote zalen plaatsvinden. De werkelijkheid is echter dat elke rechtbank slechts over één of enkele van dergelijke grote zalen beschikt en dat de meeste zaken zich in veel kleinere ruimtes afspelen. Bovendien zijn de meeste gangen en wachtruimtes niet corona-proof en daarbovenop is er nog het typische rechtbankprobleem van de beveiliging bij de ingang, waardoor ook op dat punt speciale maatregelen nodig zijn. Intussen is berekend dat voor de hele rechtspraak slechts een derde tot de helft van de ruimte kan worden aangepast aan de corona-eisen. Ter compensatie worden de openingstijden verruimd, van zeven uur ‘s ochtends tot half tien ‘s avonds, waardoor de grotere zalen langer kunnen worden benut. Folkert Jensma nam een kijkje hoe het toeging bij het kort geding van de stichting Stop5GNL tegen de staat – 25 aanwezigen op de gang, 25 cirkels van 3 m doorsnee. Hij constateerde dat daarmee het voorportaal van tenminste vier rechtzalen in beslag was genomen: ‘Je kon al zien waar het straks fout loopt.’
Naves gaf bovendien aan dat er de afgelopen weken ook door de rechters ‘achter de schermen’ hard was doorgewerkt om achterstanden weg te werken. Begin maart, vlak voor de corona-crisis, had OM-topman Gerrit van der Burg nog gewaarschuwd dat er meer dan 20.000 zaken stil lagen door een tekort aan strafrechters en aan zittingszalen. In een vertrouwelijk politierapport van half april werd zelfs gesproken van een achterstand van meer dan 40.000 zaken. Kort daarop ging Johan Bac, jarenlang hoofdofficier in Utrecht en tegenwoordig algemeen directeur Reclassering Nederland, uitdrukkelijk in op de enorme en almaar oplopende achterstand. Hij wees erop dat de achterstanden en lange doorlooptijden al lang bestaan en hardnekkig blijken: ‘Door de coronacrisis is het probleem niet veroorzaakt maar ‘slechts’ groter en zichtbaarder geworden. De strafrechtketen piept en kraakt al jaren en dat weten insiders als geen ander.’
Bac, die ruim 20 jaar geleden aan de VU promoveerde bij de bekende kinderrechter en hoogleraar Jeugdrecht Jaap Doek op een proefschrift over de positie van de kinderrechter, meent dat er behoefte is aan een ‘intelligente, innovatieve doorstart na de coronacrisis.’ Een van zijn voorstellen betreft het stevig doorzetten van de vormen van digitale rechtspraak waarmee de afgelopen weken noodgedwongen is geëxperimenteerd. Hij zegt er wel nadrukkelijk bij dat dit middel niet geschikt is voor alle zaken, maar bijvoorbeeld wel voor eenvoudige strafzaken die overzichtelijk zijn qua bewijs. Voorlopig lijkt er op het vlak van digitale rechtspraak echter nog allerminst sprake van een aanvaardbare situatie. Jensma woonde onlangs zo’n sessie bij en concludeerde dat deelnemen aan je eigen proces hiermee veranderd lijkt in een privilege in plaats van een recht. Een van de voorwaarden om dit aanvaardbaar te kunnen realiseren zou zijn dat bij alle penitentiaire inrichtingen snel vele nieuwe verhoorstudio’s worden gecreëerd. Maar dat ziet geen van de betrokkenen snel gebeuren. Dat kost geld.
Het lijkt erop dat we hier stuiten op een fundamenteel onderliggend probleem, dat zoals Bac zegt, alleen maar zichtbaarder wordt met de coronacrisis. Dat is het probleem van de bezuinigingen van de afgelopen jaren in deze sector, die de rechtspraak net als de zorg, het onderwijs en de politie hebben getroffen. Het is het probleem van de algemene zuinigheid die inmiddels in deze maatschappelijke sectoren ondanks onze welvaart en overschotten op de overheidsbegroting als vanzelfsprekend wordt beschouwd. In Nederland worden de rechtbanken per zaak betaald – stukloon, tegenwoordig aangeduid als ‘outputfinanciering’- 636 euro per zaak. ‘Dezelfde benauwde rekenaarsmentaliteit die ook het onderwijs teistert en de gezondheidszorg, heeft zijn klauwen gezet in de derde macht’, schreef Toine Heijmans een jaar geleden in de Volkskrant. Visitatierapporten laten zien dat de rechtspraak al jaren kampt met tekorten aan strafrechters en aan zittingszalen. De sociale advocatuur is volledig gemarginaliseerd. Gevreesd moet dan ook worden dat het digitaal afhandelen van rechtszaken, geboren uit nood, een volgende stap wordt in deze ontwikkeling. En dat een dergelijke aanpak zich ook zal gaan uitstrekken tot ingrijpende en minder eenvoudige strafzaken en zelfs tot zaken op het gebied van kinderbescherming en scheiding en omgang, die stuk voor stuk diep ingrijpen in het privéleven.
Wat dat laatste betreft lijkt het verhaal van de bekende familierechtadvocaat Reinier Feiner een teken aan de wand. Hij zette een paar recente uitspraken op een rij en ontdekte dat ouders in jeugdzorgzaken de laatste tijd nauwelijks of slechts gebrekkig worden gehoord. En dat desondanks alle uithuisplaatsingen worden toegewezen. Hij staat onder meer een gezin bij waarvan de baby sinds zeven maanden op discutabele grond uit huis is geplaatst, terwijl nu verlenging dreigt. Net voor de deadline hoort hij dat de ouders niet voor de zitting worden uitgenodigd, maar dat de zaak telefonisch wordt afgedaan op 13 mei.