Als er één stad in de wereld is waar het toerisme het sociale leven van de inwoners volledig in de verdrukking heeft gebracht is het wel Venetië. De stad met zijn fragiele, eeuwenoude palazzi kan niet zonder het toerisme, maar de dagelijkse zwerm bezoekers wordt door de meeste bewoners ook als een plaag ervaren. Het aantal inwoners neemt jaarlijks af, jonge generaties zien geen toekomst in de oude stad, huizen zijn onbetaalbaar omdat de eigenaren met het oog op de inkomsten prioriteit geven aan airbnb-verhuur. Vanwege de Corona-maatregelen bleef de dagelijkse tsunami aan toeristen, voornamelijk dagjesmensen, ineens achterwege en behoorde de stad weer even aan de bewoners. Maar deze zomer is de stroom alweer op gang gekomen en zijn zelfs de eerste, reusachtige cruiseschepen met hun wanverhouding tot de historische omgeving als gigantische witte drijvende flatgebouwen ondanks toezeggingen van het bestuur weer dwars door de kwetsbare Italiaanse stad gevaren.
De ontwikkeling van Venetië in de afgelopen decennia is het schrikbeeld van alle steden waar het toerisme verder en verder oprukt – Florence, Barcelona, Parijs, Berlijn, Brugge, Praag, Salzburg, Dubrovnik, en zeker ook Amsterdam. Bijna 30 jaar geleden werd in het Beleidsplan Binnenstad (1993) nog zonder reserve gesteld dat Amsterdam “in vergelijking met andere toeristische bestemmingen marktaandeel verliest” en “zijn vooraanstaande positie krachtiger zal moeten benutten.” Ruim 20 jaar later werd echter door B&W besloten om iets te doen aan de toenemende druk van het toerisme op de hoofdstad. Tussen 2005 en 2016 was het aantal toeristen in de stad gegroeid van zo’n 11 naar rond de 18 miljoen. Er waren diverse acties van ontevreden stadsbewoners en afgelopen juli werd na een handtekeningenactie onder inwoners door de gemeenteraad een nieuwe verordening aangenomen, getiteld Toerisme in Balans. Hoewel er vanuit de wereld van de ondernemers nog steeds wordt gepleit voor verdere groei van het toerisme in de stad, is er in de recente verordening een grens aan de toeristenstroom gesteld: jaarlijks mogen er in Amsterdam maximaal twintig miljoen toeristische overnachtingen zijn. Als het er meer dreigen te worden zou de gemeente moeten ingrijpen.
De aanzwellende toeristenstroom in de hoofdstad raakt aan een ander probleem waar de stad de afgelopen decennia mee is geconfronteerd. Het is immers allang bekend dat een deel van de toeristen Amsterdam vooral bezoekt voor de ‘spannende exotica’ van deze stad, zoals de makkelijk verkrijgbare drugs en de vele festivals en parties. Of zoals Fijnaut en Bovenkerk dat 25 jaar geleden aanduidden als ‘onconventioneel entertainment’: “In Amsterdam ga je uit, het is fun. Kermis in Amsterdam.” (Fijnaut en Bovenkerk, 1996, p.21).
Sindsdien heeft Amsterdam zich ontwikkeld tot wereldwijd bekende gebruikersplaats. Er worden in deze stad enorme hoeveelheden drugs gebruikt, wat op zijn beurt een sterke aantrekkingskracht heeft op toeristen. Een substantieel deel van het uitgaanspubliek in de hoofdstad gebruikt cocaïne, dat bekend staat als ‘opgewekte metgezel’ geschikt voor elke gelegenheid. In sommige Amsterdamse netwerken gaat het drinken van alcohol bijna automatisch gepaard met het gebruik van cocaïne. XTC en speed zijn ingeburgerd als partydrugs voor de ruim 150 dancefestivals die jaarlijks in de hoofdstad worden gehouden en de ongeveer 75 drukbezochte danslocaties. XTC blijft daarbij koploper; amfetamine (speed of pep) is vooral populair bij jonge twintigers die stevig uitgaan.
Voor de kermistoerist is bovendien de alom aanwezigheid van coffeeshops zeer aantrekkelijk. De stad telt er ruim 160, waarvan de overgrote meerderheid in de binnenstad. Een flink deel van de toeristen geeft als voornaamste reden voor hun bezoek aan de stad de gemakkelijke verkrijgbaarheid van softdrugs; een derde meldt een coffeeshop te hebben bezocht. Terwijl in de rest van het land het zogeheten i-criterium werd ingevoerd, wat betekent dat alleen ingezetenen er mogen kopen, heeft de hoofdstad hiervan afgezien. Dat heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen aan de aantrekkingskracht van de stad voor drugstoeristen.
Net als met de protesten tegen de aanzwellende toeristenstroom namen de acties in de oude binnenstad tegen de overlast en de dreiging die van de drugscriminaliteit en de overal rondhangende dealers uitging echter niet af. In antwoord daarop hebben B&W najaar 2019 het programma Weerbare Mensen, Weerbare Wijken ontwikkeld, gericht op “het verminderen van de sociale ontwrichting door drugshandel van buurten en (kwetsbare jonge) mensen en op het weerbaarder maken van wijken en jongeren tegen de aantrekkingskracht van drugs”. De meeste aandacht gaat daarbij naar de overlast in de oude binnenstad, waar beide zojuist gesignaleerde problemen – de toeristenzwerm en de drugsoverlast, in dit geval het brutale en vaak bedreigende en soms gewelddadige optreden van straatdealers – bij elkaar komen.
Een veelgehoorde, populaire gedachte is dat de drugsoverlast hier overwegend wordt veroorzaakt door jongeren. In dit verband wordt vaak gesproken van ‘dealende jeugd‘ en van ‘nieuwe aanwas’ onder de dealers in het stadscentrum. Recent onderzoek van de gemeente op grond van de politieregistraties laat echter zien dat dealen door jongeren in de binnenstad uitzonderlijk is. De meeste verdachten in dit gebied zijn rond de 30 jaar. Er is zeker reden tot zorg omtrent jongeren die vroegtijdig ‘instappen’ in de wereld van de criminaliteit, hetzij met dealen, hetzij met winkeldiefstal of straatroof, hetzij overwegend via overlast. Maar dit instappen gebeurt nog altijd in de eigen buurt, deels via oudere broers of andere familie, deels via vrienden van de straat. En pas als ze daarin routine hebben opgebouwd gaat een deel van de jongvolwassenen hun geluk op dit pad elders beproeven. Het slimmere en sociaal behendigste deel wordt ‘thuisdealer’, gaat door de hele stad bestellingen bezorgen die worden geplaatst via encrypted Privnotes die na lezing meteen worden vernietigd. Een waarschijnlijk iets minder slim deel opereert in groepen en zoekt de clubs op om drugs te verkopen aan de bezoekers, vooral op de populaire avonden waarop toeristen soms gratis naar binnen mogen. En het minst slimme, maar inmiddels wel geharde deel trekt (eveneens groepsgewijs) naar de binnenstad en richt zich helemaal op de toerist, al dan niet voorzien van een mes en al dan niet voorzien van zowel echte als nepdope. Dat betreft overigens niet alleen tamelijk geharde jongvolwassenen uit Amsterdam West of de Bijlmer, maar ook jongemannen uit omliggende gemeenten uit Noord Holland, Almere en andere steden.
Voor een doortastende aanpak van de drugsoverlast in de binnenstad is in elk geval een aantal repressieve maatregelen nodig. Allereerst geldt (ook) hier dat er flink moet worden geïnvesteerd in de politie. In feite is een inzet nodig die de bezuinigingen en het opheffen van onmisbare specialisaties van de afgelopen jaren terugdraait. Er moeten ook steviger sancties komen. Zo zou een eerste verbod om zich in het aangewezen dealersoverlastgebied te begeven niet beperkt moeten blijven tot 24 uur, zoals nu standaard gebeurt, maar zou dit aanzienlijk opgerekt moeten worden om er werkelijk enig preventieve winst voor de bewoners van te verwachten. Er zouden garanties moeten komen voor een snelle reactie bij overlastmeldingen door buurtbewoners. En er zou een goed begeleide en juridisch doordachte pilot moeten komen met camerabeveiliging waardoor het ook mogelijk wordt de naleving van een gebiedsverbod effectief te controleren.
Maar voor het veel groter en fundamenteler maatschappelijk probleem van de jongeren die vanuit hun buurt instappen in de wereld van de drugscriminaliteit zijn veel ingrijpender en omvattender maatregelen nodig. Ook hier gaat het allereerst om een drastische breuk met het bezuinigingsbeleid van de afgelopen jaren, maar dan over de hele linie van politie, zorg, jongerenwerk en onderwijs, zoals nu ook door een grote groep burgemeesters wordt verlangd. En het vereist een breuk met de korte termijn initiatieven. Rijk en gemeenten moeten vasthoudend inzetten op een lange termijn aanpak.