Babyboomers staat het ongetwijfeld nog helder voor de geest: de politieman op fiets. Niet twee agenten voorovergebogen op snelle mountainbikes met felle kleuren, maar één agent op een hoge, trage, zwarte herenfiets, waarmee hij zich streng rechtop zittend voortbewoog, simpelweg vanwege het feit dat dit vehikel geen andere zithouding mogelijk maakte. Maar je zag ze wel met enige regelmaat door de buurt rijden, ook als het een ‘rustige buurt’ betrof. Werd je aangehouden, omdat je zonder licht reed, kreeg je een waarschuwing. De waarschuwing werd veel toegepast, zeker bij minderjarigen. Ook als je was aangehouden omdat je samen met vriendjes op een terrein voetbalde waar dat niet mocht, als je was gesnapt als je een paar dagen voor Oud en Nieuw samen met je buurjongen een paar rotjes had afgestoken of als je zo stom was geweest om bij de supermarkt, die in de jaren zestig aan z’n opmars begon, samen met je vriendinnetje een rolletje drop te pikken. Dan ging de politie met je mee naar huis en werd je streng toegesproken in het bijzijn van je ouders. Dat gebeurt nu nog wel een enkele keer. Maar het is de laatste decennia toch vooral uitzondering geworden in plaats van regel.
4 jaar geleden stelde journalist Toine Heijmans in de Volkskrant met een verhaal over de aanpak van zijn 13-jarige zoon de meer recente praktijk aan de kaak. Kinderen worden de laatste jaren zelfs naar aanleiding van flutdelicten overgebracht naar het bureau om daar na raadpleging van een advocaat te worden verhoord. Heijmans praatte het gedrag van zijn zoon niet goed, maar hij wees er terecht op dat 7,5 uur vastzitten voor het jatten van een pak koekjes disproportioneel is. Al jaren eerder was op deze misstand gewezen, waarbij door sommigen werd geëist dat er ‘kindvriendelijke’ politiecellen zouden komen, met bijvoorbeeld een picknicktafel, een Fatboy-zitzak en Donald Ducks. Zoals ik indertijd aangaf, wezen deze goed bedoelde suggesties in de verkeerde richting. Voor dergelijke lichte feiten dient de cel niet te worden aangepast, maar het vastzetten van kinderen te worden gestopt. Een minderjarige verdachte van een flutdelict hoort simpelweg niet in een cel, ook niet in een opgeleukte cel. Dat kind lever je thuis af met een vermaning in het bijzijn van de ouders of laat je op het bureau door de ouders ophalen, waar kind (en ouders) eveneens een vermaning van een politieagent in vol ornaat mogen incasseren.
Dat is de gedachte van het Kinderrechtenverdrag en dat was tot enkele decennia terug ook de overtuiging bij politie en openbaar ministerie. Met de sluiting van veel bureaus kinderpolitie sinds de jaren ’70 kwam de politie-waarschuwing echter onder druk te staan en dat was nog sterker het geval na de ingrijpende reorganisaties van de politie vanaf de jaren ‘90. Toch waren velen bij de politie en bij het OM niet gelukkig met deze ontwikkeling. Zo ging precies in dezelfde maand waarin Toine Heijmans met zijn publicatie in de Volkskrant voor ophef zorgde, in het district Twente een proefproject van start onder de titel ‘Betrapt! Kind niet in de cel, maar wat dan wel?’ Deze pilot heeft twee jaar later aanleiding gegeven tot een landelijke pilot ‘Politie-reprimande voor minderjarige first offenders’ die de afgelopen twee jaar in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is begeleid door onderzoek. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een unieke studie, waarin bevindingen van zowel juridische kant als van criminologische aard zijn samengebracht.
Deze studie laat zien dat het creëren van ruimte buiten het strafproces om – zonder onnodige insluiting op het politiebureau – volgens alle betrokken partijen een belangrijke meerwaarde heeft. Het reprimandegesprek in aanwezigheid van de ouders wordt nog steeds door alle betrokkenen als een belangrijk pedagogisch instrument ervaren. Wel menen de onderzoekers dat dit, om daar optimaal invulling aan te geven, gepaard zou moeten gaan met een herwaardering van het jeugdspecialisme bij de politie. Ook laat deze studie zien dat de politie-reprimande in diverse naburige landen nog steeds volop wordt gebruikt. Bovendien geeft onderzoek naar deze aanpak elders veel aanwijzingen dat die ook tot een afname van geregistreerde recidive kan leiden.
De Minister heeft toegezegd dat hij samen met de politie, het openbaar ministerie, Halt en de advocatuur aan de slag zal gaan met de aanbevelingen uit het rapport. De verwachting is dat de politiereprimande voor minderjarigen binnenkort landelijk zal worden ingevoerd. Daarmee komt er hopelijk een eind aan een evident uit de hand gelopen praktijk. Dit zal zeker niet leiden tot terugkeer van de klassieke diender op stugge dienstfiets, maar wel tot terugkeer naar de klassieke aanpak van lichte jeugddelicten.
Ben met geboorte jaar 1968 geen babyboomer maar de agent op de hoge, trage zwarte fiets staat mij nog helder voor de geest.
In Tilburg hadden wij politie Mutsaers alias dn bruut.
Hij werd door de jeugd gehaat en gelijktijdig was hij ook geliefd. Zachtaardig waar het kon keihard maar rechtvaardig waar het nodig was.
Soms voetbalde wij op plaarsen waar het niet mocht zoals bij de garage boxen waar een bord verboden toegang hing. Als dn bruut langsfietste kreeg je een waarschuwing. Bij een tweede keer in dezelfde week pakte hij de bal af en bij een derde keer kon je op woensdagmiddag strafregels komen schrijven op het politiebureau. Ik heb ze menigmaal mogen schrijven en niet alleen voor het voetballen op plaatsen waar dat niet mocht ook voor andere kwajongens streken. Aan de andere kant organiseerde dn bruut ook veel activiteiten voor de jeugd in de wijk. Vermaard waren de straatvoetbal toernooien. Een gevleugelde uitdrukking van deze gevreesde en geliefde diender was “ de jeugd verdient iedere dag opnieuw een kans”. Met veel genoegen denk ik terug aan politie Mutsaers