Pedagogische Flut

Delen:

“Zon en maan kinderen. Of gekleurde stickers op tafels van leerlingen die hun niveau aangeven. Alsof kinderen niet doorhebben dat maan als minder wordt gezien dan zon en geel als minder dan blauw. Wij konden ons samen flink opwinden over praktijken die in het basisonderwijs heel gewoon zijn. ‘De absurditeit van het normale’ noem ik het, maar jij, Bert, bezigde ooit een mooiere term; pedagogische flut.”

Zo startte 3 juni 2019 mijn laudatio voor Bert Wienen, die bij ons promoveerde op zijn proefschrift over Inclusief Onderwijs. Bert is inmiddels, zeker sinds zijn recente bestseller ‘Van individueel naar inclusief onderwijs’ en bijbehorende masterclass, geen onbekende in onderwijsland. Hij gaf me permissie om zijn frase ‘pedagogische flut’ te gebruiken in dit blog.

Bert en ik hebben heel wat afgezucht over wat we af en toe tegenkwamen op basisscholen, maar sinds mijn oudste kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan vrees ik dat het pedagogisch klimaat daar veel vaker onder de maat is. Dat ligt doorgaans niet aan het handelen van individuele leraren die meestal zeer bevlogen en betrokken zijn. Onderstaande voorbeelden betreffen vooral schoolse praktijken.

De “belonings”kaart

Eén zo’n schoolse wanpraktijk was de beloningskaart die één van mijn kinderen (toen 14 jaar) mee kreeg. Een beloningskaart is op zich een mooie interventie, want gedrag dat je wel wilt zien belonen werkt op veel manieren beter dan gedrag dat je niet wilt zien bestraffen. Er stonden iets van acht gewenste gedragingen op de kaart: niet door de instructie heen praten, geen lelijk taalgebruik, niet door de klas heen lopen. Iedere pedagoog weet dat het beter is om regels positief te formuleren (in termen van welk gedrag je wél wilt zien) en niet te veel tegelijk te vragen. Maar het ergste was dit: als het zoon niet lukte om zich een heel dagdeel (!) aan al die acht gedragingen te houden, dan volgde er een strafpunt. En bij drie strafpunten zou hij intern geschorst worden. Kortom, deze beloningskaart was geen beloningskaart maar een dreig- en strafkaart. De meeste leraren vergaten hem gelukkig in te vullen, zo ontsprong zoonlief de dans.

De interne schorsing 

Tot een interne schorsing is het (nog) bij geen van mijn kinderen gekomen. Maar één van hen vertelde op een dag dat zijn vriend intern geschorst was: “Nu moet hij de hele dag alleen in een kamertje op school zitten en hij mag met niemand van ons praten en moet op andere momenten dan wij pauze houden”. Ik geloofde het niet, je kunt pubers toch niet een hele dag isoleren! Als bewijs stuurde de betreffende vriend een foto van het schorsingsformulier. Ontsteld en verontwaardigd liet ik het ’s avonds aan de andere kinderen zien. Die zaten allemaal op een andere school en zeiden, nog nèt niet in koor, “Oh maar dat hebben wij ook op school”. “Dat is dan zeker voor kinderen die heel agressief of gevaarlijk gedrag vertonen?” probeerde ik nog, al vind ik ook dan isoleren geen oplossing. Interne schorsing wordt echter ook toegepast bij storend gedrag, te weinig inzet of, zoals bij zoons vriend, bij spijbelen.

Problemen en (als) problematisch (ervaren) gedrag doen zich voor in een context, maar alleen de leerling moet aan het eind van zo’n formulier reflecteren en komen met eigen verbeterpunten. Terwijl scholen en leerkrachten soms met kleine aanpassingen ook kunnen bijdragen aan verbeteringen. Wat denkt een school te bereiken met langdurige afzondering? Het is al zo lang bekend dat hard straffen niet helpt, en voor een puber is een hele dag of zelfs meerdere dagen afgezonderd zijn van leeftijdsgenoten een harde en ongezonde straf.

Afschrijven

Op sommige (of zijn het veel?) VO scholen krijgen leerlingen die er begin maart qua cijfers niet goed voorstaan een mail in de trant van:

“Beste (naam leerling),

Wij zien dat je op dit moment niet bevorderbaar bent. Daarom is het handig je samen met je ouders te oriënteren op een school met een lager niveau”.

Dus. De leerling komt binnen met een bepaald ingeschat niveau en de school besluit de leerling aan te nemen: ‘jij past bij ons’. Als het niveau er niet uitkomt, zoekt de school eventuele redenen hiervoor niet bij zichzelf, maar dreigt ze met wegsturen. Vroeger kon je nog eens een jaartje blijven zitten, maar dat is kennelijk afgeschaft. Er lijkt weinig besef te zijn van wat het voor kinderen betekent om afgewezen en heen en weer geschoven te worden tussen scholen.

De bekendste rector van Nederland, Erik van ’t Zelfde, deelt leerkrachten op vergelijkbare manier in als scholen doen met leerlingen: groen mag blijven, oranje heeft nog mogelijkheid om te groeien in het vak en rood betekent onmiddellijk vertrekken. Deze werkwijze roept verontwaardigde reacties op. De directeur van Ouders & Onderwijs schreef geschokt: “Welk voorbeeld geef je hiermee af als school? En hoe gaat zo’n school met leerlingen om? Afschrijven als de resultaten tegenvallen?”.

Eh ja, dat is op sommige (of veel?) scholen dus gewoon beleid.

Ik wil hiermee niet zeggen dat kinderen nooit het advies mogen krijgen een andere, meer passende, school te zoeken, dat kan heel verstandig zijn. Mijn zorg betreft het standaard sturen van dit soort ‘code oranje’ mailtjes naar alle leerlingen die er – om wat voor reden dan ook – op dat moment slecht voor staan.

Steun leraren en scholen

Bovenstaande voorbeelden zijn op de scholen waar ze zich voordeden geen incidenten, maar werkwijzen en beleid. Straffen, schorsen en afschrijven helpen echter niet, waarmee het vaak gehoorde argument dat deze maatregelen ‘in het belang van andere kinderen’ zijn, nauwelijks houdbaar is. Het gestrafte, geschorste of weggestuurde kind komt uiteindelijk immers weer terug in een klas, en door alle negativiteit vaak niet in betere doen. Het is veel effectiever om tijd te steken in achterhalen wat er achter gedrag of achterblijvende resultaten schuilt. Dit vraagt wat van leraren en lerarenteams, die daarom optimale steun verdienen in de zin van voldoende tijd, eventuele assistentie, handvatten, of iets anders wat een leraar aangeeft nodig te hebben. Het is dus mede aan rectoren, directeuren en bestuurders om pedagogische flut te voorkomen en te genezen. De overheid speelt ook een grote rol, zij heeft immers jarenlang te weinig gedaan aan het groeiende lerarentekort en rekent nu één op de vijf scholen af op onvoldoende kwaliteit. Kortom, zoals scholen suboptimale pedagogische contexten creëren en leerlingen die daarin ontsporen verantwoordelijk maken, zo creëerde de overheid een context waarin het voor scholen moeilijk functioneren is en rekent zij hen vervolgens af op slechte resultaten. Scholen krijgen herstelopdrachten van de overheid, en kinderen krijgen ze weer van de scholen. Wie geeft onze overheid de herstelopdracht die ze verdient?

Valt het mee?

Voor de zekerheid herhaal ik het nog eens: mijn kritiek en zorgen betreffen schoolse praktijken en niet het handelen van individuele leraren. Daarnaast ben ik benieuwd of de beschreven ervaringen uitzonderingen zijn en nodig ik lezers graag uit tot het delen van hun ervaringen onder dit blog.

3 gedachten over “Pedagogische Flut

  1. Hoi Laura, precies wat jij j beschrijft is 1 van de redenen waarom ik na 18 jaar niet meer in het VO wilde werken! Andere redenen waren het langzame aanpassen aan de huidige tijd (curriculum van 100 jaar geleden en manier van lesgeven ook uit die tijd), het ‘verantwoordelijkheid’ wegschuiven naar PO en vervolgonderwijs en anderen in het algemeen en het zeer lage reflectie gehalte! Ik denk dat het pedagogische flut dus helaas! nog veel erger is dan de voorbeelden die jij tegen bent gekomen!

  2. Vanaf mijn kwalificatie als docent Engels, zo’n negen jaar geleden, lukt het nauwelijks in pedagogische kwaliteit te leveren. De klassen zijn te groot en ondersteuning te weinig. Veel nieuwe initiatieven van mensen die nooit voor een klas staan, maar het lijkt of de praktische alledag die docenten tegenkomen daar niet in hoeft te passen. Meer (pedagogische) tijd voor leerlingen, graag!

  3. Ja, je hebt helemaal gelijk dat de genoemde maatregelen niet oke zijn. Maar… je analyse stopt bij het schoolsysteem zelf. Straffen en belonen, dat helpt niet. Maar hoe wil je kinderen een opgelegd curriculum laten leren, als ze dat niet intrinsiek willen? Dan kan je alleen maar… belonen en straffen.
    Dus ja, ook het handelen van individuele leraren. Want zij geloven dat het goed is een curriculum te hebben, leerlijnen en alles, en dat ze kinderen mogen dwingen om te automatiseren, om taakjes te doen, om methodes te volgen, om ze te ontzeggen wat ze eigenlijk willen doen.

    Kortom: het gaat er niet om ‘wat de leraar nodig heeft’. Het gaat er om wat de leerling nodig heeft, en de docent faciliteert dat. Zonder curriculum, zonder verwachting, zonder druk, zonder oordeel. Dat is wat er werkelijk nodig is in onderwijs-land. Alleen: het hele systeem van curriculum, pabo, oeso, toetingskaders, schoolprestaties, leerling volgsystemen, eigenlijk bijna alles houdt een beweging in die richting tegen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *