Even over bewegingsarmoede (en daarna allemaal snel naar buiten)

Delen:

Voor pessimisten zijn het gouden tijden. Ze hoeven de krant maar open te slaan of de tv aan te doen of ze krijgen een grote variatie aan crises voorgeschoteld: oorlog in Oekraïne, conflict in Gaza, klimaat, milieu, om maar eens een paar grote kwesties te noemen. Zaken waar de individuele pessimist weinig invloed op kan uitoefenen, zodat er weinig reden is om het pessimisme op te geven.

Dichter bij huis is het niet veel beter gesteld, met de stikstofcrisis, een woningbouwcrisis of een toeslagencrisis. Hier kan het zomaar zijn dat je er persoonlijk – als boer, woningzoekende of gedupeerde ouder – onder te lijden hebt. Maar er zelf invloed op uitoefenen? Dat zal niet meevallen. En dan zwijg ik nog over de crises in het onderwijs en de zorg, waar iedereen vroeg (met schoolgaande kinderen) of laat (bij ziek en oud worden) mee te maken krijgt. Nee, het staat er niet goed voor met de wereld.

Alsof dit allemaal niet (erg) genoeg is, tekent zich meer en meer nog een crisis af, die we samenvattend kunnen bestempelen als een ‘bewegingscrisis’, maar die verschillende, deels overlappende gedaanten aanneemt. In de media heeft dit recent alarmerende artikelen opgeleverd die ons inpeperen dat we als Nederlanders te veel zitten, te weinig bewegen en (dus) te zwaarlijvig worden. Dit geldt voor alle leeftijdscategorieën, maar voor kinderen kan eraan toegevoegd worden dat ze steeds minder – te weinig – buiten spelen en dat hun motorische ontwikkeling te wensen overlaat.

Uit het jaarlijks onderzoek van de organisatie Jantje Beton naar buiten spelen bleek onlangs dat het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd dat elke dag buiten speelt sinds 2022 is gehalveerd tot 13 procent (11 procent speelt zelfs nooit buiten). Daarbij spelen ze per week ook nog eens tweeëneenhalf uur minder. Volgens de organisatie zorgt dat tekort aan buiten spelen: ‘voor ernstige fysieke en mentale klachten, zoals overgewicht, slechtziendheid, depressie en slapeloosheid’. Jantje Beton voorspelt dat als we zo doorgaan, we een hele generatie ‘binnenzitters’ (of zo men wil ‘binnenvetters’) opvoeden.

De berichtgeving over de slechte motoriek van kinderen is al even verontrustend en benadrukt dat steeds meer kinderen moeite hebben met basale vaardigheden als een koprol, bovenhands gooien of balanceren op een evenwichtsbalk. Vooral gymdocenten merken de achteruitgang en zien een verband met een algehele afname van bewegen buiten de school: kinderen gaan op de ebike naar huis, waar ze bankhangend naar een scherm staren. Overigens is het met de fijne motoriek niet veel beter gesteld, wat we terugzien in een afname van de kwaliteit van de tekeningen en het handschrift van kinderen.

Zoals gezegd hangen deze verschillende ontwikkelingen met elkaar samen: een kind dat buiten speelt, zit minder en beweegt meer, ontwikkelt daarmee zijn motoriek en loopt minder risico op zwaarlijvigheid. De bewegingsarmoede is dan ook een serieuze zaak. Het enige positieve wellicht is dat er aan deze crisis wel persoonlijk iets te doen is. Je kunt meer gaan bewegen, je kunt je kinderen aanmoedigen buiten te spelen, je kunt besluiten geen ebike voor jezelf en je kinderen aan te schaffen. Misschien dat het niet altijd eenvoudig is, maar het kan wel.

Mogelijkheden te over om er iets aan te doen en grote kans dat u nog goedkoper uit bent ook.

Dat het niet gemakkelijk is, blijkt wel uit het feit dat er al veel langer wordt gewaarschuwd voor de bewegingsarmoede van kinderen. Hun vrije bewegingsruimte was vóór 2000 al flink gekrompen, vergeleken met decennia daarvoor. Destijds vaak met als argument dat buitenspelen en onbegeleid lange afstanden afleggen – lopende of op de fiets naar school bijvoorbeeld – onveilig werd gevonden door ouders. Die brachten daarom hun kinderen steeds vaker met de auto naar school (waardoor het voor kinderen weer onveiliger werd om onbegeleid naar school te gaan). Uit het onderzoek van Jantje Beton blijkt trouwens ook dat 29 procent van de 6 en 7-jarigen niet alleen mogen spelen op plekken die zij leuk vinden.

In zijn boek The last child in the woods uit 2005 probeerde Richard Louv deze ontwikkeling al in een breder verband te plaatsen en relateert hij de groeiende bewegingsarmoede van kinderen aan onze vervreemding van de natuur. Voor zijn boek interviewde hij kinderen over wat de natuur en buitenspelen voor hen betekende. Dat leverde verrassende (en onthutsende) antwoorden op. Zo meende een van de kinderen dat hij het te druk had om buiten te spelen, en een ander vertelde dat hij het al een keer gedaan had, alsof het taak was die er daarmee opzat. Weer een ander kind antwoordde op vraag waarom het niet vaker buiten speelde: ‘ik hou meer van binnen spelen. Daar zijn alle stopcontacten’.

Niet zonder gevoel voor drama meent Louv dat het zaak is om onze kinderen te redden van wat hij als een ‘nature deficit disorder’ typeert. Hij suggereert dat de explosie van kinderen met een al dan niet officieel gediagnosticeerde ADHD weleens het gevolg zou kunnen zijn van onze vervreemding van de natuur. De oplossing zoekt hij dan ook in ‘reconnecting children with nature’ en ouders zouden die verbinding in hun opvoeding moeten bewerkstelligen door kinderen weer hun bewegingsvrijheid te gunnen.

Ondanks alles wat er misgaat in de manier waarop jonge generaties opgroeien, eindigt Louv zijn boek verrassend genoeg positief. Hij ziet jonge mensen de wereld rondreizen en kennismaken met culturen die niet zo verspillend zijn als de Westerse wereld en (nog) een band met de natuur onderhouden. Bovendien staan ze dankzij internet in verbinding met iedereen overal ter wereld, wat hun perspectief veel weidser maakt dan dat van hun ouders.

Inmiddels zijn we bijna 20 jaar verder en lijkt er weinig van Louvs optimisme terecht te zijn gekomen. Sterker nog, het probleem is alleen maar groter geworden, waarbij de reislustigheid van veel jongeren en hun versmelting met het internet niet de oplossing, maar veeleer het probleem zijn.

Vooralsnog zie ik deze crisis dan ook niet zomaar opgelost worden, maar mogelijk dat ik te veel pessimist ben om een rooskleurige toekomst te durven schetsen.

Maar goed, nu eerst maar weer eens naar buiten.

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *