Ik was bijna thuis, precies op tijd om de huurauto weer netjes op z’n plaats te zetten. Maar ineens stond daar zo’n hoge witte bestelbus midden op straat, twee straatjes verwijderd van mijn parkeerplaats. Ik wachtte een paar minuten. Ik toeterde even. Wachtte weer een kleine minuut. Ik toeterde harder. De bus schommelde heen en weer. Er was iemand binnenin bezig. Ja kom zeg, zo kom ik te laat. Ik toeterde nu hard en lang. De achterdeur vloog open en er sprong een jonge postbezorger uit die vlak voor m’n portier ging staan. ‘Rustig man, ik mag hier een kwartier blijven staan. Respect vriend!’ Als de vijftienjarige Haagse straatjongen die ik lang geleden was, sprong ik geagiteerd de auto uit, nou ja, half struikelend, en ik legde met luide stem uit dat ik m’n auto op tijd moest terugbrengen en dat hij toch makkelijk op die twee lege parkeerplaatsen pal naast zijn bus kon gaan staan en anders even verderop op de splitsing. ‘Respect vriend! Ik mag hier een kwartier blijven staan.’ En hij verdween weer zonder er iets aan toe te voegen in de bus. Misschien was mijn luide geagiteerde optreden met veel woedend armgebaar in dit geval niet erg adequaat.
Intussen had zich achter mij een rijtje auto’s in het rustige straatje verzameld. Een man van middelbare leeftijd liep naar de bestuurdersdeur en tikte op het raam. Ik liep naar de achterdeur waar de postbezorger juist achter was verdwenen en tikte daarop. Meteen zwaaide die deur weer open en nu begon de jongeman echt tegen me te schreeuwen. ‘Raak me auto niet aan! Je bent oud, man!’ Dat klopte, wat betreft leeftijd zou ik zijn grootvader kunnen zijn. ‘Blijf van me auto af! Wat denk je wel, miezerige hoerenzoon, zielige ouwe zak. Respect!’ Hij ontplofte, terwijl ik juist rustig werd. Hij rende op me af en ik deed een stap naar voren. Straatwijsheid: in spannende situaties nooit een stap naar achteren doen. We stonden neus aan neus. ‘Dat kun je niet maken, die meneer voor hoerenzoon uitmaken’ zei een keurige vrouw met een jong dochtertje naast zich dat half angstig, half nieuwsgierig naar dit stukje straattoneel keek. ‘Waarom ga je niet op die parkeerplaats staan?’
Ik probeerde nog een keer op kalme toon uit te leggen dat ik op tijd … ‘Hou je kop, zielig stuk vreten. Rot toch op. Je vergist je, je weet niet wie ik ben.’ Op dat moment verschijnt een jongeman, midden twintig, op een fiets ten tonele. Hij stapt af, slaat een arm om de postbezorger heen en praat zacht op hem in. Onhandige, kwetsbare houding, beide benen om de stang, lange jas tot bijna aan zijn schoenen. Moet ik hem waarschuwen? Straks ligt ie op de grond. Maar nee, de postbezorger loopt naar het portier en zet z’n bus verderop. Als de fietser zich omdraait zie ik het: een geboren mediator, een echte pedagoog. Respect!