Pedagogisch gezien, puur vanuit het belang van de kinderen, kunnen ouders het beste scheiden als ze (nog) prettig met elkaar omgaan. Jaren geleden wees scheidingsonderzoeker Ed Spruijt al op de vele ingrijpende veranderingen die een scheiding voor veel kinderen met zich meebrengt in een periode die voor hen toch al moeilijk is – vaak verhuizen, veranderen van school, nieuwe vrienden maken, soms wennen aan een nieuwe partner van een van de ouders of zelfs een nieuw gezin. Maar hij wees er nadrukkelijk op dat bij al die veranderingen één ding echt doorslaggevend is en dat is de relatie tussen beide ouders. Kunnen ze nog samen door een deur om bijvoorbeeld verjaardagen gezamenlijk te vieren, of zijn ze beland in een gevecht? Dat levert loyaliteitsproblemen voor de kinderen op, aangezien die dan het gevoel krijgen dat ze moeten kiezen tussen de ene of de andere ouder.
Om dergelijke problemen zoveel mogelijk te voorkomen is de omgangsregeling bedacht. Maar wat te doen wanneer de spanningen tussen de ouders inmiddels zo zijn opgelopen dat ze niet in staat zijn om daar afspraken over te maken of dat ze de omgangsafspraken niet nakomen? Heeft de overheid hier een rol om te interveniëren in het belang van het kind? En waar moet dan allemaal mee rekening worden gehouden? Welke maatregelen zouden dan gunstig voor de kinderen kunnen uitpakken?
In een recent onderzoeksrapport van het WODC is gekeken naar de verschillende mogelijkheden die de rechter in zo’n geval heeft om ouders te bewegen om tot een omgangsregeling te komen en/ of die ook na te komen. Daarbij is uitdrukkelijk het belang van het kind vooropgesteld, wat betekent dat rechterlijk ingrijpen alleen als effectief wordt beschouwd als het uitzicht biedt op positieve effecten voor de relatie met beide ouders, voor de opvoeding en voor conflicten tussen de ouders. Het rapport benadrukt dat in elk geval allereerst grondig onderzoek nodig is naar de hoofdoorzaak van het niet tot stand komen van goede afspraken en/ of het niet nakomen van omgangsafspraken. Laat de andere ouder gewoon na om omgang met het kind de hebben? Wil het kind zelf echt niet meer naar de andere ouder of houdt de verzorgende ouder het kind daarvan af? Is de situatie bij de ouder waar het kind niet meer komt wel veilig? Zijn de ouders bereid tot een vorm van samenwerking? En wat zijn hun mogelijkheden?
Allereerst dient zich dan de inzet van een bijzondere curator aan. Dan overweegt helemaal het welzijn van het kind. Dit veronderstelt wel nog enige welwillendheid bij de ouders om tot naleving van de omgangsafspraken te komen. Dwingender en repressiever is de dwangsom of opschorting van alimentatieplicht. Risico hiervan is uiteraard dat dit financiële zorgen en stress kan veroorzaken bij de verzorgende ouder, wat weer negatieve gevolgen kan hebben voor het kind. In principe kan het contact met de ‘contactverliezende’ ouder ook worden bewerkstelligd met inzet van politie of het OM, maar de gevolgen daarvan zijn doorgaans buitengewoon ingrijpend voor kinderen en vaak ronduit traumatisch. Om die reden wordt deze mogelijkheid in feite niet of nauwelijks toegepast.
De rechter kan vanzelfsprekend ook ingrijpen in het gezag en langs die weg de hoofdverblijfplaats van het kind wijzigen. Ook dit is echter een zeer ingrijpende maatregel, waarbij per geval zorgvuldig moet worden gekeken of dit echt in het belang is van het kind, gelet op de gevolgen van de wijziging van woonomgeving, sociale omgeving en opvoedingssituatie. De situatie bij de andere ouder moet niet alleen veilig zijn, maar cruciaal is dat deze ouder het contact met de andere ouder uiteraard wél mogelijk moet willen maken. Tenslotte kan de rechter na een zorgvuldige belangenafweging ook besluiten om niet in te grijpen. In sommige gevallen blijkt het namelijk in het belang van het kind te zijn om (tijdelijk) de omgang niet af te dwingen maar een periode van rust in te bouwen, waarna vanuit rust het contact tussen ouder en kind hersteld kan worden.
Dit alles overziend moeten we opnieuw met Ed Spruijt concluderen dat ouders vanuit het perspectief van de kinderen juist niet moeten scheiden op het moment dat ze voortdurend met elkaar in de clinch liggen en niet meer gemakkelijk samen door een deur kunnen. Met het oog op de kinderen kunnen ouders ook ‘te laat’ scheiden en kunnen ze dat het beste doen als ze (nog) prettig met elkaar omgaan.