Erik wordt verdacht van betrokkenheid bij een massale vechtpartij. Hij wordt uiteindelijk vrijgesproken, maar de behandeling van zijn zaak duurt eindeloos en al die tijd krijgt hij geen Verklaring omtrent het gedrag (VOG). Zijn mbo-opleiding vereist zo’n VOG en daardoor kan hij die niet afronden. Een stageplek gaat om deze reden de mist in en zelfs een tijdelijke baan in een fietswerkplaats gaat om deze reden aan zijn neus voorbij.
Vijf jaar geleden werden twee uitzendingen van de VARA aan de problemen rond de VOG gewijd en vervolgens verscheen hierover een Zwartboek. Deze week kondigden drie leden van de Amsterdamse gemeenteraad een initiatiefvoorstel aan om deze en andere knelpunten rond de VOG snel op te lossen. Dat is een laat maar goed initiatief. De Amsterdamse raadsleden wijzen op het dubieuze en schadelijke loslaten van het rechtsstatelijke uitgangspunt, dat men onschuldig is tot het tegendeel is bewezen en dat dus zowel sancties als indirecte gevolgen daarvan voorkomen moeten worden bij lopende strafzaken, zoals in het geval van Erik. Zij pleiten dan ook voor een alternatieve procedure bij VOG-aanvragen in dergelijke gevallen.
Verder wijzen zij op de angst en terughoudendheid onder jongeren om een VOG aan te vragen. Er ontbreken hierover cijfers, maar het is bekend dat veel jongeren en jongvolwassenen die een taakstraf of enige maanden jeugddetentie hebben gekregen, opleidingen en sollicitaties vermijden waarbij wordt gevraagd om een VOG. Een extra drempel voor het aanvragen van een VOG betreft het feit dat zo’n aanvraag geld kost. Jongeren die hun kans laag inschatten wagen geen poging. Terecht wijzen de Amsterdamse raadsleden in dit verband op de grote onwetendheid onder jongeren omtrent de gang van zaken en hun kansen op een VOG. Vrijwel niemand weet dat slechts een op de 200 aanvragen wordt afgewezen. Jongeren en ouders zouden hierover veel beter moeten worden voorgelicht.
Ten slotte gaan de drie gemeenteraadsleden ook in op het fundamentele probleem, namelijk de enorme populariteit van de VOG bij werkgevers en instellingen. Terecht stellen zij vast dat de VOG zijn doel – voorkomen van criminaliteit door screening op integriteit – inmiddels volledig voorbij is geschoten. Ging het in 2004 nog om 24.000 aanvragen voor jongeren (tot 23 jaar), vorig jaar ging het om 170.000 aanvragen. Op dit cruciale punt mondt hun pleidooi echter uit in een halfzacht beroep op werkgevers en instellingen om alleen een VOG te eisen ‘als dit echt nodig’ is. De kern van de zaak is immers dat de overheid zelf grenzen moet stellen aan de omstandigheden waarvoor het aanvragen van een VOG is toegestaan. Dat betekent terugkeer naar de situatie van voor 2004, waarbij aanvragen voor een VOG werden onderworpen aan een ‘ontvankelijkheidstoets’. Met herinvoering van deze toets herkrijgt de VOG haar oorspronkelijke functie. Dan kan namelijk alleen een aanvraag voor een VOG worden gedaan voor functies die een bijzondere integriteit vereisen.