Vorige week verklaarde Rhodia Maas, directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ter gelegenheid van haar vertrek in de NRC dat zij een kinderpardon ‘heel onrechtvaardig’ vindt. Geen wonder dat er niets terecht komt van dat pardon. Als ergens voor geldt dat papier geduldig is, dan gaat dat zeker op voor het kinderpardon.
Eind 2012 werd dit als belangrijke overwinning opgevoerd door Diederik Samsom – ‘Ontroerend moment, na al die jaren. # Trots.’ – en Jeroen Recourt – ‘Kinderen eindelijk een toekomst geven is een van de mooie dingen die je als Kamerlid zomaar voor elkaar kunt krijgen.’ Helaas werd echter al heel gauw duidelijk dat er weinig tot niets voor elkaar was gekregen (ondanks dat er een pijnlijk hoge prijs was betaald – de strafbaarstelling van illegaliteit, die twee jaar later weer bij de VVD werd afgekocht met een akkoord voor een lastenverlichting van 5 miljard voor de midden- en hoge inkomens).
Al spoedig constateerden CU, Groen Links, D66 en SP dat de criteria veel te streng en te willekeurig waren en dat veel te veel afhankelijk was van de flexibiliteit van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Zo’n tweehonderd burgemeesters hebben inmiddels gevraagd om versoepeling van de regeling. Onder Maas zijn de regels echter allerminst verruimd en is er de laatste jaren zeker niet flexibeler mee omgegaan. Nog geen 10% van de ruim duizend asielkinderen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven en die hebben geprobeerd van de regeling gebruik te maken heeft de afgelopen jaren een verblijfsvergunning gekregen.
Kinderombudsman Marc Dullaert noemde de criteria en de uitvoering van de regeling ‘idioot’. Hij constateerde terecht dat de regeling niet in overeenstemming was met het Kinderrechtenverdrag. Zijn opvolger, Margrite Kalverboer, is net zo kritisch. Zij is bovendien als weinig anderen deskundig op dit dossier. Met haar eigen onderzoek heeft ze aangetoond dat de kans zeer groot is dat kinderen die in Nederland geworteld zijn, ernstige ontwikkelingsschade oplopen als ze worden teruggestuurd naar het land waarvan ze de taal noch de cultuur kennen.
Kalverboer is niet alleen van mening dat de regeling veel te beperkt wordt toegepast. Ze stelt dat de regeling überhaupt niet op behoorlijke wijze wordt uitgevoerd. Ze wijst erop dat er nauwelijks tot geen aandacht is voor de persoonlijke situatie van het kind. Kinderen worden niet of amper zelf gehoord. Zij stelt dan ook voor onderzoek naar asielkinderen te laten uitvoeren door daartoe opgeleide professionals. Dergelijk onderzoek zou volgens haar moeten worden verricht door de Raad voor de kinderbescherming in samenwerking met gespecialiseerde psychologen en pedagogen.
Haar pleidooi verdient ruime aandacht, niet alleen van de kant van de gedragsdeskundigen en van de deskundigen op het gebied van het jeugdrecht, maar ook van politici en beleidmakers. Ons land is vorig jaar al op de vingers getikt vanwege het feit dat het meest fundamentele kinderrechtenbeginsel – dat het belang van het kind een eerste overweging moet zijn bij alle besluiten die dit belang kunnen raken – nog niet in ons vreemdelingenrecht is geïmplementeerd. In onze kinderbescherming en in ons jeugdstrafrecht is dit beginsel al een eeuw lang algemeen geaccepteerd. Het wordt hoog tijd dat dit beginsel wordt erkend in ons vreemdelingenrecht.