Kanttekeningen bij een interview in De Correspondent met psycholoog Alison Gopnik

Delen:

Lynn Berger en Irene Caselli hebben eind mei via Zoom uitgebreid met Alison Gopnik van UCLA in Berkeley gesproken. Het is een zeer lezenswaardig interview geworden. Aanleiding vormde vooral haar in 2016 verschenen boek The carpenter and the gardener, dat veel lovende kritieken kreeg. Berger & Caselli verwijzen onder andere naar de bespreking die Jenny Anderson voor Quartz schreef onder de titel ‘This is the only parenting book you have to read’. Die titel is heel pikant, omdat Gopniks boek juist een massieve kritiek op de parenting-aanpak levert.

Voor de inhoud verwijs ik graag naar het interview zelf. Hier wil ik vaststellen dat voor de lezer die de continentale pedagogische traditie kent het bij de bijzondere visie van Gopnik eigenlijk om ouwe koek gaat. Die pedagogische traditie is één lange aanklacht tegen de opvatting die opvoeden als vorm van maken beschouwt. Berger & Caselli geven er geen blijk van van die kritiek op de hoogte te zijn. De tegenoverstelling van timmeren en tuinieren, die in Gopniks boek wordt doordacht, vinden we nagenoeg letterlijk terug in het beroemde Führen oder Wachsenlassen van de Duitse pedagoog Theodor Litt (1880-1962) uit 1927. (Dat boek werd in 1933 door de Nazi’s verboden). Maar Litt neemt niet alleen kritiek op het strikte opvoeden vanuit een vooropgesteld doel dat geen opvoeden mag heten op de korrel, maar ook op het ‘laten groeien’, dat Gopnik juist als hét alternatief daarvoor presenteert. Voor het opvoeden is voeding op zijn tijd niet genoeg. Opvoeden vraagt betrokkenheid op de persoon van het kind. Er zijn wel mensen die denken dat je als je liedjes zingt je je kamerplanten een plezier doet, maar die zijn sterk in de minderheid.

Het is natuurlijk zeer interessant als een Amerikaanse hoogleraar psychologie kritiek levert op de parenting-aanpak die vanaf begin jaren negentig ook aan Nederlandse universiteiten vaste grond onder de voeten heeft gekregen. Ook in de Nederlandstalige teksten van die zogenaamde pedagogen wordt letterlijk over ‘parenting’ in de Engelse uitspraak gesproken. De Nederlandse pedagogiek is er volledig overgenomen door psychologen, die van het parenting-discours de standaardtaal hebben gemaakt. Waarom is, zo vragen Berger & Caselli, als ‘parenting’ echt zo’n slecht idee is, in de VS dan ooit ontstaan? Dat komt, aldus Gopnik, omdat opvoeden in de VS alleen maar in lifestylerubrieken aan de orde wordt gesteld. Daar laat men zich verleiden tot het geven van recepten en die recepten werken per definitie niet. Opvoeden leer je in de praktijk en niet uit boeken. Gopnik zelf, de oudste uit een gezin met zes kinderen, heeft het zorgen nog op haar jongere broertjes en zusjes kunnen uitproberen. Dat is de generatie ouders in Nederland die zelf afkomstig zijn uit een standaardgezin met twee kinderen niet meer gegeven. De parenting-aanpak is in de VS populair geworden door een groeiend ongeloof in de meritocratie, uit de pure angst dat de kinderen uit de middenklasse zouden wegvallen. In Nederland is ter bestrijding van de economische crisis van de jaren tachtig het vrijemarktdenken met zijn gerichtheid op competitie ingevoerd, dat in de VS altijd al veel langer uitgangspunt was. Wetenschappelijk onderzoek heeft volgens Gopnik aangetoond dat het cliché It takes a village to raise a child volkomen juist is. Kinderen gedijen bij de confrontatie met meerdere rollen en perspectieven. In dat verband stelt ze de scheiding tussen de generaties aan de kaak. Doordat de afstanden in Nederland veel kleiner zijn dan in de VS en de kinderopvang duur is, zijn heel veel jonge Nederlandse kinderen wel gezegend met regelmatig contact met hun grootouders.

Gopniks betoog zit vol echte pedagogische noties, maar het leidt ook tot heel veel spraakverwarring. Ze lijkt vanwege de kritiek op de parenting-aanpak allergisch voor het normatieve, maar benadrukt terecht dat in het zorgen voor kinderen ook een moraal wordt overgedragen. Ze levert kritiek op het verdwijnen van de oude kleuterschool waar leerdoelen centraal zijn komen te staan en het zelfstandig ontdekken naar de achtergrond verdwenen is. Ze houdt een pleidooi voor verschillende vormen van leren. Allemaal zaken waar Nederlandse pedagogen sinds jaar en dag voor pleiten opboksend tegen een onstuitbare Amerikanisering. Het is dus bijzonder hoopvol dat er in de VS gedegen oppositie is tegen het parenting-denken is, maar bijzonder jammer dat wat Gopnik ervoor in de plaats brengt theoretisch gezien schromelijk tekortschiet. Een gedegener kritiek is wat dat betreft bijvoorbeeld te vinden in The Claims of Parenting (2012) van Stefan Ramaekers & Judith Suissa. Samen met Ramaekers schreef ik er een jaar eerder over in ‘Hyperouders en verwende kinderen’ in PIP 60. Vanaf halverwege de jaren zeventig heb ik intensief mogen samenwerken met oud-lector schoolpedagogiek J. Bijl (1906-1988). In die tijd stond de pedagogiek aan de vooravond van ingrijpende veranderingen, die ook hier te lande later hebben geleid tot de vervanging van het woord ‘opvoeden’ door het woord ‘parenting’. Bijl kon zeer ironisch spreken over wat zijn jongere medewerkers uit Amerika haalden: ‘En dan hebben ze zo’n T-shirt aan en daar staat dan op ‘BIA’ (spreek uit bie-ai-ee) ‘Been in America’ en dan denken ze ineens dat ze wijsheid in pacht hebben.’ Samen met Bijl heb ik in 1979 een studie gewijd een leven en werk van de Duitse pedagoog Theodor Litt. Litt maakt in zijn boek Führen oder Wachsenlassen zoals gezegd korte metten met de metafoor van de opvoeder als tuinier. In PiP 103 (2018) heeft Hans van Crombrugge in een bespreking van het boek van The Gardener and the Carpenter van Gopnik, op grond van wat er in de geschiedenis van de pedagogiek allemaal nog meer over de tuinier-metafoor te vinden is. Dat is namelijk uitgesproken veel. Hij laat niet alleen zien dat de tuinier-metafoor mank gaat, maar maakt zelfs aannemelijk dat de opvoeder erdoor volkomen op het verkeerde been wordt gezet. Hij wijst ook fijntjes op dat de Nederlandse vertaling van het boek, waarin ‘parenting’ doodleuk als ‘opvoeden’ is vertaald, tot allerlei merkwaardige stellingen leidt, bijvoorbeeld dat het bij ‘opvoeden’ om een nieuw woord zou gaan. Een paragraaf in het Correspondent-interview met Alison Gopnik van Berger & Capelli heeft als titel ‘Tegen “opvoeden”’. Die zou natuurlijk ‘Tegen “parenting”’ moeten heten.

 

Literatuur

Bijl, J. en Levering, B. (1979). Th­eodor Litt, cultuurfilo­soof en pedagoog. In J.D. Imelman (red.) Filosofie van opvoe­ding en onde­rwijs. Groningen: Wolters Noordhoff, 49-69

Crombrugge, H. van (2018). Over het verschil tussen tuinieren en opvoeden. Pedagogiek in Praktijk, 23, nr. 103, 28-31.

Gopnik, A. (2017). De opvoedparadox. De ouder als timmerman of tuinman. Amsterdam: Nieuwezijds.  

Levering, B. & Ramaekers, S.  (2011). Hyperouders, verwende kinderen. Pedagogiek in Praktijk, 17, nr. 60, 6-13.

Raemakers, S. & Suissa, J. (2012). The Claims of Parenting. Reason, Responsibility and Society. Dordrecht: Springer.  

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *