De makers van de bewierookte Netflix-serie over het leven van Koningin Elizabeth II sprongen altijd al creatief met de waarheid om, maar in de vierde reeks lijken ze het wel heel erg bont te maken. De Britse minister voor Cultuur heeft Netflix eind november verzocht bepaalde afleveringen vooraf te laten gaan door de mededeling dat het om fictie gaat. Netflix heeft dat inmiddels geweigerd. In de Volkskrant van 9 december 2020 hield Jacqueline Kleijer onder de titel ´Netflix is ´t Nieuwe Roken, dus kom met disclaimers´ een boeiend en goed onderbouwd pleidooi voor dergelijke bijsluiters. Er moet nodig nog veel meer over het onderwerp worden gezegd.
Kleijer legt de vinger als volgt op de zere plek. In de wijze waarop het verleden in de serie in beeld gebracht wordt, wordt op allerlei manieren gesuggereerd dat het allesbehalve om fictie, maar juist alleen maar om de historische waarheid, zou gaan. ‘Wat is het probleem zou je zeggen?’ romanschrijvers doen toch ook al eeuwen hun best om hun verhalen zo echt mogelijk te laten lijken? Dat mag zo zijn, maar in de vierde reeks van ´The Crown´ zien we, aldus Kleijer, bijvoorbeeld ook hoe scènes gebaseerd zijn op echte foto’s die velen van ons nog helder op het netvlies staan en ook hoe historische filmbeelden door fictieve scènes heen zijn gevlochten. Daarnaast verschijnen er naschriften over hoe het de personages later in het echte leven is vergaan. Maar is er wat dat betreft eigenlijk wel nieuws onder de zon?
De discussie over in hoeverre de auteur van een historische roman de geschiedenis naar zijn hand mag zetten loopt al heel lang. De verwetenschappelijking van de discipline ‘geschiedenis’ heeft zelfs volop vraagtekens geplaatst bij de het werk historici uit vroeger tijd. Johan Huizinga (1872-1945) mag dan, vanwege zijn begrip van de geest van de middeleeuwen bijvoorbeeld, nog altijd een internationale statuur hebben die historici na hem tot nu toe volledig in zijn schaduw heeft geplaatst, vanaf de jaren zestig is er ook veel kritiek op zijn interpretatieve cultuur-historische benadering. Aan de andere kant zie je bij hedendaagse geschiedwetenschappers toch juist ook grote waardering voor de uitgesproken fictie van Hillary Mantel bijvoorbeeld, die in haar monumentale, aan Oliver Cromwell (1599-1659) gewijde, trilogie, tot diep in diens geest weet door te dringen. Hoe verder we in de tijd terug gaan, hoe moeilijker het wordt om de methodologische regel ‘één bron is geen bron’ te handhaven, nog los van het argument dat geschiedschrijving hoe dan ook niet zonder interpretatie kan. Maar ‘interpretatie’ is beslist niet alleen in het geval van historisch onderzoek een probleem. Huidige politieke duiders bijvoorbeeld draven er in de media maar al te vaak in door. Dat lijkt zelfs bij hun opvatting van journalistiek te horen. Hún voorgangers, zoals G.B.J Hiltermann (1914-2000) en Arie Kuijper (1948-2011), schroomden niet om nauwgezet verslag te doen van wat er in de diepste gedachten van de wereldleiders van hun tijd omging, om op grond daarvan de loop van de geschiedenis te verklaren of zelfs te voorspellen. Het lijkt erop dat we tegen fictie in de geschiedschrijving minder bezwaar hebben als die betrekking heeft op lang vervlogen tijden. Dat is ook niet zo vreemd. Voor het recentste verleden, dat we zelf hebben meegemaakt, hebben we vanzelfsprekend maar al te vaak eigen herinneringen en opvattingen voorhanden en die kunnen strijdig zijn met wat ons in krant, boek en televisieserie wordt voorgehouden.
— Het gaat dus vooral om trivialiteiten, maar wel om trivialiteiten die het beeld van de hoofdrolspelers nadrukkelijk bepalen —
Dat is dus precies wat mij parten speelde bij de eerste afleveringen van de vierde reeks van de peperdure Netflix-serie. Dat is ook de reden dat ik na de tweede aflevering ben afgehaakt. Zo is het bijvoorbeeld niet het geval dat Charles Diana voor het eerst zag toen ze verkleed als de gekke boom door Althorp, het landhuis van de familie Spencer, banjerde. Ook klopt het niet dat zij een inburgeringscursus van haar oma kreeg, dat prinses Margaret luid bezwaar maakte tegen haar huwelijk met Charles, dat door de familie bij de eerste ontmoeting op kasteel Balmoral ronduit werd afgezeken en door de privésecretaris van Charles werd gekleineerd. Het is wel waar – ik heb deze feiten allemaal van Van IJzendoorn – dat ze ging lunchen met liefdesrivaal Camilla, maar niet dat die ontmoeting plaatsvond in een restaurant genaamd Ménage à Trois. ‘Waar maak je je druk om?’ zou je kunnen zeggen. Eerdere afleveringen zitten ook vol met dat soort verdraaiingen van de feiten. Zo had Churchill nooit een assistente die dood werd gereden tijdens ‘The Great Smog’. Ook verbrandde hij nooit het staatsieportret van Graham Sutherland. (Dat deed zijn vrouw Clementine namelijk). Maar Koning George VI werd wel degelijk in het paleis geopereerd. Koningin Elizabeth liet zich nooit door een of andere een excentrieke hoogleraar bijscholen. En, ze gaf ook nooit Churchill en Lord Salisbury ervan langs omdat ze Churchills hersenbloedingen hadden verzwegen. Maar ze smeet wel weer ooit een tennisracket naar het hoofd van prins Philip. Het gaat dus vooral om trivialiteiten, maar wel om trivialiteiten die het beeld van de hoofdrolspelers nadrukkelijk bepalen. De oordelen en veroordelingen zijn goed beschouwd onontkoombaar.
De afgelopen jaren heb ik in PiP een pleidooi gehouden voor pedagogische romananalyse. De belangrijkste boodschap van het artikel ‘Goed verzonnen of waargebeurd? was dat dat goede fictie voor een pedagoog even waardevol is als het beschreven echte leven. En dat dat komt doordat het bij de pedagogische waarheid vooral ook om kennis van menselijke mogelijkheden gaat en niet om feiten in de gebruikelijke zin. Het gaat om beelden van hoe het leven geleefd kan worden. Het gaat erom dat die mogelijkheden weliswaar niet los staan van de feiten, maar dat de wetenschap die beweert dat het ook in de pedagogiek alleen maar om de feiten zou gaan ons het zicht ontneemt op waar het werkelijk om gaat. Dat de mogelijkheden niet los staan van de feiten blijkt wel uit het feit dat als de auteur te zeer een loopje met die feiten neemt de lezer afhaakt. Dan verliest de roman zijn geloofwaardigheid. Dat is dus precies wat mij overkwam bij het bekijken van de eerste twee afleveringen van de vierde serie van ‘The Crown’. Het mooiste bewijs voor mijn stelling, dat een auteur in een roman er maar niet op los kan verzinnen, vind ik nog wel dat dat zelfs geldt voor science fiction, de romanvorm waarin het bij uitstek om niet reëel bestaande werelden gaat. Zelfs in dat genre kan de auteur te ver gaan en is het denkbaar dat de lezer na een verzuchting als ‘Dat is echt onmogelijk!’ het boek weglegt, om het nooit meer aan te raken.
— Met de moderne geschiedenis moet voorzichtiger worden omgesprongen, omdat er meer op het spel staat —
Hillary Mantel maakte ooit een relevant onderscheid tussen geschiedenis en verleden. Met ‘geschiedenis’ doelde ze op een methode die we ons hebben aangeleerd om te leren omgaan met onze onwetendheid over het verleden. Hoe verder terug, hoe meer gaten moeten worden gevuld. Soms baseren we onze omvattende theorieën op minimale feitelijke kennis. Dankzij voorzichtig gegraaf van archeologen hebben we een beeld van het leven van de mens van circa 2 miljoen tot 10.000 jaar geleden. De jager-verzamelaar had geen vaste woonplaats en trok rond in groepen van 20 tot 100. In het prachtige Museum Volkenkunde in Leiden bijvoorbeeld, kun je die mens zien. De daaraan verbonden verhouding tussen de jagende man en de voor maaltijd en gebroed zorgende vrouw wordt vaak daarop geënt. Er is echter inmiddels ook archeologisch onderzoek beschikbaar dat duidt op een actieve deelname van vrouwen aan de jacht. Bij dergelijke uitkomsten van nieuw onderzoek is het altijd de vraag of de bewijzen voor de nieuwe visie ook gevonden zouden zijn als de vrouwenemancipatie in de actuele wereld van de betreffende antropoloog zich nog in een onderontwikkeld stadium had bevonden. Geschiedenis, onze benadering van het verleden, kan uiteindelijk niet anders dan vanuit actuele vragen haar beslag krijgen. Maar laten we ons hier beperken tot de constatering dat er altijd sprake is van interpretatie en dat, als getuigen niet meer in leven zijn, het een stuk moeilijker is om de toedracht van verhalen te achterhalen. De sociaal-wetenschapper en de journalist staan meer onderzoeksmethoden ter beschikking dan de historicus of de archeoloog en die variëteit aan instrumenten leidt in principe tot een betrouwbaarder beeld. Daarom is wat de regisseur van The Crown Peter Morgan altijd schijnt te hebben gezegd – dat nauwkeurigheid soms moet wijken, maar dat de waarheid geen geweld mag worden aangedaan – echt onvoldoende. Wat dat betreft ben ik het met het argument van Guardian-columnist Simon Jenkins eens, dat met de moderne geschiedenis voorzichtiger moet worden omgesprongen, omdat er meer op het spel staat. Doordat Shakespeare ten behoeve van de dramaturgie een loopje met de waarheid nam, is men nog altijd op zoek naar de ware gebeurtenissen achter zijn toneelstukken.
Terug naar het Volkskrant-stuk van Jacqueline Kleijer. Zij is dus van oordeel dat ‘The Crown’ per aflevering een disclaimer moet krijgen waarin benadrukt wordt dat het om drama gaat waarin met de historische waarheid wordt gespeeld. De verdediging van Netflix, dat de kijker dat wel snapt, vind ook ik schromelijk tekort schieten. Haar tip om de kijker een paar scènes te laten factchecken zou als te betuttelend kunnen overkomen, maar het lijkt me een geweldig idee om voor zo´n aanpak in het onderwijs te kiezen. Die kan echt op alle niveaus worden ingezet. Neem dan bijvoorbeeld die prachtige documentaireserie The Royal House of Windsor en de soapserie ‘ The Windsors´ erbij en leg ook die op de snijtafel. In Kleijers idee om de overheid Netflix met regels aan banden te laten leggen zie ik niet zoveel. Laten we vooral proberen om de huidige en de toekomstige kijker weerbaar te maken.