(Beweeg)wijs worden uit physical literacy en beweegidentiteit (1)

Delen:

Eén op de zes kinderen zou nooit buiten spelen. Elk jaar gaan er 5.800 mensen dood doordat de helft van de bevolking vrijwel nooit beweegt of sport. Dat kost de samenleving jaarlijks 2,7 miljard euro aan behandelkosten; die kosten zijn hoger dan die veroorzaakt worden door roken. Op basis van dit soort (betwistbare) cijfers schreef de NRC recent over een stille pandemie. Heel stil is de ophef over die pandemie overigens niet meer. De aanpak schittert wel door blindheid en een groot vertrouwen in het bewegingsonderwijs. Meer gymles wordt in het NRC-artikel voorgesteld als de panacee, door ‘veel experts’ zelfs voorgesteld als ‘dé manier om de hele bevolking in één klap gezonder te maken.’

Hoe zeer mag het bewegingsonderwijs zich verheugen in deze waardering? Het bewegingsonderwijs traint zich suf op de spagaat tussen het voldoen aan torenhoge ambities (de gehele samenleving gezonder maken) en grote bescheidenheid vanwege de geringe status en middelen om die ambities waar te maken. Ondanks de groeiende en gedeelde urgentie om nieuwe generaties niet geheel zittend op te laten groeien, zal het bewegingsonderwijs nooit de status bereiken van kernvakken als rekenen en taal. Hoe sympathiek het vertrouwen in die extra gymles ook is, de wijze waarop het bewegingsonderwijs die winst kan halen, daarover bestaat ook geen duidelijkheid. Wat wel duidelijk is, is dat de terminologie om doelstellingen en kerndoelen weer te geven zich de afgelopen jaren heeft verbreed, en juist ook een aanpak buiten de school benadrukt.

De groeiende populariteit van concepten zoals physical literacy, beweegidentiteit of beweegwijsheid kunnen worden gezien als symptomatisch voor een Calimerocomplex van het bewegingsonderwijs. Achter de hoogdravende terminologie gaan echter wel degelijk ook veel belangen, ideeën en visies schuil over de wijze waarop beweegarmoede een halt moet worden toegeroepen, en welke rol het onderwijs daarin zou moeten hebben. Genoemde begrippen hebben bijvoorbeeld gemeen dat het bewegen niet begint en niet ophoudt bij de gymles. Ook hebben ze gemeen dat het voor kinderen vooral gaat om het creëren van een rijke beweegomgeving en het verruimen van de wereld van bewegingsmogelijkheden. Dat is van groter belang dan het meten en accenturen van de verschillen in aanleg tussen kinderen (bijvoorbeeld met motorische testen). Het gaat om de belangrijke rol die sport en bewegen kunnen spelen bij de identiteit- en persoonsvorming van kinderen.

Tegelijkertijd heerst er juist ook een groeiende behoefte om kinderen op school wel motorische testen te laten afnemen. Daar zijn inmiddels ook financiële belangen mee gemoeid. Dat dat niet altijd geheel vrijwillig gebeurt bleek bijvoorbeeld uit een recent onderzoek binnen de Master Lichamelijke opvoeding en sportpedagogiek (Hogeschool Windesheim). Elf van de twaalf geïnterviewde vakleerkrachten stonden niet achter de motorische testen die ze moesten afnemen en hadden andere ideeën over het monitoren van de ontwikkeling van kinderen binnen het bewegingsonderwijs.

Het bezwaar dat een leven lang met plezier bewegen niet te reduceren is tot de motorische competentie, is precies het bezwaar dat door de pedagoge Margaret Whitehead naar voren werd gebracht toen zij het concept physical literacy uitwerkte. Met een gedegen filosofische en pedagogische onderbouwing wilde Whitehead (2019) benadrukken dat een leven lang bewegen niet te reduceren is tot ‘motorisch vaardig zijn’, maar ook betrekking heeft op de motivatie, de kennis en het vertrouwen om zelf te blijven bewegen. Mede vanwege de sterke, alomvattende onderbouwing wordt physical literacy wereldwijd omarmd en ingezet om beleid gericht op beweeggedrag te intensiveren en te integreren met andere doelstellingen.

Binnen de Nederlandse vakwereld stuitte de term physical literacy om niet geheel duidelijke redenen op veel verzet. Inmiddels zijn er nieuwe termen in omloop, zoals beweegidentiteit (omarmd door SLO) en beweegwijsheid (focus van een nieuw promotieonderzoek). Een nieuw concept gaat complexe problematiek, zoals structurele wijziging van beweeggedrag, niet oplossen. Die conceptuele zoektocht illustreert dat er wel degelijk keuzen in beleidsdoelstellingen en kerndoelen op het spel staan.  Ook illustreert het de behoefte aan een nieuwe taal om het belang van het bewegingsonderwijs en de urgentie van haar taken kracht bij te zetten.

 

 

2 gedachten over “(Beweeg)wijs worden uit physical literacy en beweegidentiteit (1)

  1. Mooie beschouwing, die me benieuwd maakt naar deel 2. Kleine bijdrage aan de genoemde conceptuele zoektocht: de indruk zou bij sommige lezers kunnen ontstaan (onbedoeld vermoed ik) dat beweegidentiteit en physical literacy grotendeels overlappende begrippen zijn. Zoals ik het echter zie wordt beweegidentiteit gevormd (mede) onder invloed van het verwerven van physical literacy.

  2. Interessant stuk! Een extra gymles gaat de bewegingsarmoede niet tegen. Meer bewegen door het curriculum heen vlechten (gedurende de schooldag) kan wel zorgen voor meer betrokkenheid, welbevinden en op langer termijn een betere gezondheid. Een dynamische schooldag.

    Ik lees: leven lang bewegen niet te reduceren is tot ‘motorisch vaardig zijn’, maar ook betrekking heeft op de motivatie, de kennis en het vertrouwen om zelf te blijven bewegen.

    Een vakdocent bewegingsonderwijs die aandacht schenkt aan alle doeldomeinen van het (bewegings)onderwijs krijgt dit voor elkaar. Beter leren bewegen, motivatie, kennis en vertrouwen kun je vinden in de doeldomeinen: bewegen verbeteren, bewegen regelen en bewegen waarderen. De term physical literacy is wat mij betreft niet handig in Nederland. Daar zijn we met bewegingsonderwijs al verder.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *