Toezicht in jeugdbescherming is volledig uit de hand gelopen

Delen:

Er is over de hele linie groeiende weerstand tegen de overstelpende controlezucht op het gebied van zorg en onderwijs. Zo Iiepen de leerkrachten de afgelopen jaren te hoop tegen het lerarenregister, een plan uit 2012 van het vorige kabinet waarvan staatssecretaris Sander Dekker in 2015 de registratie verplicht wilde stellen en welke verplichting op 1 juli dit jaar zou ingaan. Vlak voor die datum kondigde minister Arie Slob aan helemaal opnieuw te willen beginnen. De leerkrachten voelden zich niet vertegenwoordigd door de Onderwijscoöperatie die de regels voor het register opstelde. Hun kritiek richtte zich vooral op de ‘afvinklijst’. De Onderwijsraad noemde het register een ‘technisch-bureaucratische exercitie’.

De huisartsen startten in 2015 een actie onder de titel Het Roer Moet Om. Zij vroegen aandacht voor de enorm toegenomen regeldruk en administratieve overlast in de zorg, de niet aflatende stroom van inspecties en de eis om over van alles en nog wat lijstjes na te lopen en af te vinken. Via een Schrapwet moest het mogelijk worden om overbodige regels in de zorg te schrappen. Ze hebben inmiddels afgedwongen dat de verwijsmogelijkheden naar de ggz zijn vereenvoudigd, herhaalverwijzingen naar paramedici zijn vervallen en dat een groot aantal formulieren inderdaad is geschrapt en andere formulieren, zoals voor het vergoeden van zorg aan onverzekerden, zijn vereenvoudigd.

De laatste jaren is, onder meer via diverse rapporten van de WRR, steeds duidelijker geworden dat de door diverse kabinetten ingezette deregulering en marktwerking ironisch genoeg gepaard is gegaan met een enorme toename van controle en heeft geleid tot een opmars van toezichthouders. ‘Als het niet de minister of Kamer is die alsnog in de vrije regelruimte stapt, dan zijn het wel andere instituties die met eigen (technocratische) regels in het gat springen dat door de wetgever juist is opengelaten’, constateerde Meike Bokhorst een jaar geleden.  Zoals de Onderwijscoöperatie regels voor het lerarenregister ging opstellen, zo ging in de zorg behalve de inspectie en de nieuw opgerichte Nederlandse Zorgautoriteit ook het zelfstandig bestuursorgaan Zorginstituut Nederland voortvarend aan de slag met de ontwikkeling van afvinklijsten omtrent standaarden voor kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Dieptepunt in deze trend vormde het moment waarop de Inspectie voor de Gezondheidszorg zelf onder verzwaard ministerieel toezicht werd gesteld (2013), naar aanleiding van het feit dat de allang omstreden neuroloog Jansen Steur zonder tuchtrechtzaak zijn praktijk in Duitsland bleek te hebben voortgezet.

Als er echter een gebied is waar de regeldruk sinds 2015 werkelijk totaal uit de hand is gelopen, dan is dat de jeugdbescherming. Een van de doelen van de Jeugdwet was volgens de Memorie van Toelichting ‘meer ruimte voor professionals, door de regeldruk serieus terug te dringen.’ In feite is precies het omgekeerde gebeurd. Het huidige systeem van tucht, toezicht en kwaliteitsbewaking voor de jeugdbescherming schiet zijn doel grandioos voorbij. Het leidt eerder tot kwaliteitsvermindering dan -verbetering, zoals Adri van Montfoort onlangs terecht heeft opgemerkt.

Eind vorig jaar heeft hij in een fraai overzicht op een rijtje gezet wie er allemaal toezien op het werk van de jeugdbeschermer. Dat is allereerst de Gecertificeerde Instelling die erop toeziet dat de jeugdbeschermer goede kwaliteit werk levert. Dan is er uiteraard de onafhankelijke rechter die niet alleen de belangrijkste beslissingen op het gebied van de jeugdbescherming neemt, maar ook gaat over de geschillenregeling en daarmee het werk van de jeugdbeschermer beoordeelt. Daarnaast dient de Raad voor de Kinderbescherming te beoordelen of een ondertoezichtstelling al dan niet terecht beëindigd wordt. Als ouders ontevreden zijn over de manier waarop de gezinsvoogd werkt, kunnen zij een klacht indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie. Dan is er uiteraard de inspectie als officiële toezichthouder. Daarnaast ziet het Keurmerkinstituut toe op de certificering waarbij een schema met meer dan 80 vinkjes wordt gehanteerd en ziet de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd toe op de registratie van alle beroepskrachten die werken op basis van de Jeugdwet. In dat kader is sinds 2015 een tuchtrecht voor jeugdbeschermers ingevoerd. Aangezien de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de jeugdbescherming met de decentralisatie over is gegaan naar de gemeente en de jeugdwet inkoop van jeugdzorg op basis van contract vooropstellen, stellen gemeenten eisen waaraan Gecertificeerde Instellingen en dus de jeugdbeschermers van de GI moeten voldoen, zoals werken op basis van richtlijnen, protocollen en formulieren van de gemeente.

Dit geheel van tucht, toezicht en kwaliteitscontrole in de jeugdbescherming overziende concludeert Van Montfoort dat het huidige stelsel van toezicht niet een klein beetje teveel regels voor de praktijk is, maar een ‘mismatch in een onvoorstelbare orde van grootte.’ Hij stelt dat op korte termijn een vereenvoudiging nodig is in het geheel van kwaliteitseisen en financiering. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid moet met de gemeente en de inspecties afspraken maken waarmee bizarre effecten van het huidige systeem worden voorkomen. Tegelijkertijd maakt hij echter duidelijk dat voor de belofte van de regering van ‘meer ruimte voor de professionals door de regeldruk serieus terug te dringen’ een veel diepgaander en fundamenteler verandering nodig is.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *