Meeroudergezag en vervlogen tijden

Delen:

Daniel Lechner reageerde op mijn laatste blog, maar hij heeft niet helemaal door waar het in de discussie over meerouderschap en meeroudergezag over gaat. En hetzelfde geldt helaas voor mijn oud collega Rien van IJzendoorn waar Lechner naar verwijst. Van IJzendoorn kwam onlangs nog in een themanummer van het Tijdschrift voor Familie en Jeugdrecht met de boude bewering dat ‘meervoudig ouderschap is ingebakken in onze natuur’. Hij verwees inderdaad ook naar zijn oude studie van opvoeding in kibboetsen, waarin hij aantoonde dat 3 co-ouders ‘geen probleem vormen voor baby’s’ en hij verwees naar een andere studie over het effect van regelmatig verblijf van kleine kinderen in een kinderdagverblijf waaruit bleek dat ‘de band met de leidster geen negatieve invloed had op die met de ouders’. Het spijt me zeer, maar deze inzichten zijn allemaal volstrekt irrelevant voor de kwestie van meerouderschap en meeroudergezag.

Dat zijn immers twee juridische constructies met specifieke rechtsgevolgen. En ik denk dat  beide heren het met mij eens zijn dat juridische constructies niet in de menselijke natuur zitten ingebakken. Het is fijn om te weten dat het feit dat kinderen enige tijd doorbrengen op een kinderdagverblijf niet in de weg hoeft te staan van een goede band tussen ouders en kind, alhoewel weinigen daaraan zullen hebben getwijfeld. Maar dat gegeven heeft niets te maken met juridisch ouderschap – dat gaat over kwesties als erfrecht – noch met de vraag wie het juridisch gezag heeft over het kind en dus in formele zin mag beslissen in zaken betreffende de opvoeding en verzorging van het kind. Ook de vluchtige verwijzing naar ‘vervlogen tijden’ en naar ‘niet-westerse culturen’ doet in dit verband totaal niet ter zake, zolang het niet gaat over de juridische constructies, waar de hele discussie om draait. Niemand zegt immers dat er iets tegen is als meerdere mensen zorgen voor de opvoeding van kinderen. Vrijwel iedereen juicht dat juist toe. Daarover kunnen de betrokkenen goede onderlinge afspraken maken en daarvoor is, zoals ik schreef, helemaal geen gedeeld juridisch ouderschap laat staan meeroudergezag nodig.

Om ons van het tegendeel te overtuigen en aan te tonen dat het niet hebben van ouderlijk gezag door iemand die heel veel voor een kind zorgt voor ernstige problemen kan zorgen in het nadeel van het kind, komen voorstanders voortdurend met hetzelfde armoedige voorbeeld van de ‘medische noodsituatie’. Zo beweert Sander Beunk in de Volkskrant van 21 augustus dat als hij met het biologische kind van zijn vriend bij een ziekenhuis terecht komt, geen beslissingen kan nemen. Misschien is het verstandig dat de heer Beunk zich dan eens laat voorlichten over wat hem in zo’n geval te wachten staat. Artsen handelen in werkelijk noodgeval namelijk zelf op basis van het beginsel van goed hulpverlenerschap. En de meeste hedendaagse ouders en verzorgers zullen zich ook realiseren dat we inderdaad niet meer in ‘vervlogen tijden’ leven en dat rechtsgeldige toestemming in zo’n geval met alle hedendaagse hulpmiddelen betrekkelijk gemakkelijk is te realiseren.

Er zitten ook sneue kanten aan al deze ongetwijfeld goedbedoelde pogingen om een volwaardige positie als ouder binnen een regenboogconstellatie te claimen. Dat is in de eerste plaats het in het oog lopend onvermogen om werkelijk iets positiefs voor het kind naar voren te brengen bij zo’n constructie van meerouderschap en meeroudergezag. Dan gaat het uiteraard niet om de meerwaarde van het gezamenlijk opvoeden, maar om de meerwaarde van het gedeeld ouderschap en het gezamenlijk ouderlijk gezag. Maar minstens zo sneu is het onvermogen om te erkennen dat de kans groot is dat uiteenvallen van een regenboogconstellatie bij meervoudig gezag zal leiden tot juridische touwtrekkerij waar het kind alleen maar bij kan verliezen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *