Heeft ‘Eigen Kracht’ wel oog voor het kind?

Delen:

Zoals gebruikelijk ontving ik afgelopen vrijdag weer een opwekkende weekafsluiting van Hedda van Lieshout van de Eigen Kracht Centrale. Dit bericht en de reactie van Van Lieshout op het interview met Evelien Tonkens in de NRC deden me terugdenken aan mijn ervaringen met de aanpak die zij en haar organisatie propageren. Zestien jaar geleden verbleef ik enkele maanden als visiting fellow op de Australian National University te Canberra en op Victoria University te Wellington (NZ). Ik maakte een tour door beide landen down under om op diverse plaatsen de bundel Punishing Juveniles te presenteren die ik net samen met de Engelse rechtsfilosoof Anthony Duff had gepubliceerd. Maar ik ging er vooral heen om ter plekke op uiteenlopende locaties en met verschillende gidsen en collega-onderzoekers de praktijk van restorative justice en met name van de zogeheten Family Group Conferences (FGC) te bestuderen, een van de onderwerpen in ons boek. Ik was nieuwsgierig naar de praktijk in beide ‘voorbeeld’-landen, door Van Lieshout c.s. beschouwd als het Mekka van hun aanpak.

Ik had gezien hoe het er op dat moment in de verschillende experimenten op dit gebied in Nederland aan toeging en ik had veel vragen, met name over de positie van de kinderen en de ouders. Ik vond de notie van ‘reintegrative shaming’ die volgens mijn gastheer aan de ANU, John Braithwaite, als sleutelconcept van herstelrecht moest worden beschouwd, psychologisch ondoordacht, zeker als het om adolescenten gaat (zie mijn blog van 16 januari dit jaar). Ik was gealarmeerd door publicaties van kinderrechters in Nieuw Zeeland, die erop wezen dat kinderen door de nieuwe aanpak verstoken bleven van noodzakelijke hulp. Maar ik wilde vooral graag met eigen ogen zien hoe men te werk ging, aan welke condities dergelijke praktijken zouden moeten voldoen, wat we van deze aanpak konden leren en wat de effecten ervan waren. Ik schreef daarover een kritisch reisverslag in het tijdschrift Proces en in de jaren daarna nog diverse artikelen en enkele boeken, met name naar aanleiding van problemen met kinderen die in contact waren gekomen met de politie en ik ging er tamelijk uitvoerig op in in mijn eerste oratie.

Wat mij en andere onderzoekers, zoals Kathy Daly en Chris Cunneen , in al die jaren vooral is opgevallen is het feit dat het hier om zo’n sterk ideologische beweging gaat. Family Group Conferences, netwerkbijeenkomsten, Eigen Kracht-conferenties, het draait steeds om een kring van gelovigen waarmee amper een zinvolle dialoog te voeren valt, bevlogen figuren met een afkeer van onafhankelijk onderzoek. Wie op een van de jaarlijkse congressen van de Eigen Kracht Centrale en haar zusterorganisaties in Europa en elders met vragen, kritische kanttekeningen of onwelgevallige empirische bevindingen komt wordt direct verketterd.

Deze week kreeg ik dus weer zo’n bIijmoedig verhaal, dit keer over zo’n congres  en het patroon en de boodschap zijn nog steeds en zelfs letterlijk hetzelfde: ‘We vormen met elkaar een beweging die staat voor het recht van burgers op het behouden van regie en het maken van een plan, samen met mensen die voor hen belangrijk zijn.’ En dan volgt het onvermijdelijke ‘succesverhaal’. Ik citeer:

‘Een meisje van 11 jaar was aangemeld voor een Family Group Conference, omdat er grote zorgen over haar waren. Ze was vele malen getuige geweest van extreem geweld thuis, tegen haar moeder en haar broer, door haar stiefvader. Inmiddels zat de stiefvader vast en was de situatie thuis rustig. De zorgen betroffen de situatie van de kinderen, maar ook hoe het veilig te houden was als de man weer vrij zou komen. De Schotse coördinator vertelt: “Met een deel van de familie was geen contact meer, omdat er ruzie was ontstaan over de relatie van de moeder. Moeder durfde deze mensen er niet meer bij te vragen en de mensen wilden ook niet meteen. Toen we vertelden dat er een plan voor de kinderen nodig was en een plan om de situatie veilig te houden, waren de meeste mensen toch bereid om te komen. Nog niet iedereen, maar het mooie was dat de mensen die wel wilden komen, al tijdens de voorbereiding met de anderen gingen praten. Zo werd de kring vanzelf groter. En dat betekent meer veiligheid voor de kinderen. Het plan begint met een afspraak van moeder dat ze het contact met deze man verbreekt. Daarna afspraken over hoe de anderen haar hierin steunen. Verder is er professionele hulp voor de kinderen, maar ook aandacht voor leuke dingen met familie en buren. Het mooiste was dat de zoon vertelde dat hij voelde dat hij er weer bij hoorde.”

Zoals altijd stopt het FGC-verhaal hier en horen we niets over de resultaten. De gelovigen vieren het ritueel van de bijeenkomst als zodanig als een succes; de meeste andere belangstellenden zijn vooral geïnteresseerd in de vraag wat er van die toezeggingen resteert na enkele maanden of een half jaar en vooral hoe het met het meisje gaat. Maar het zal de lezer niet zijn ontgaan dat dit enthousiast gebrachte voorbeeldverhaal niet bepaald blijk geeft van erg veel interesse in de zorgen betreffende het meisje. Het is leuk om te horen hoe de zoon zich na de bijeenkomst voelt, maar als ik me niet vergis werd de aanleiding voor de bijeenkomst toch gevormd door zorgen aangaande het elf-jarige meisje, zorgen die kennelijk niet eenvoudigweg konden worden weggenomen door een contactverbod voor de stiefvader. We krijgen echter noch te horen wat die zorgen nu precies zijn, noch hoe het nu eigenlijk met haar gaat, laat staan hoe het met haar gaat als we een half jaar verder zijn. Dit is precies wat me jaren geleden ook bij de FGC-bijeenkomsten down under het pijnlijkst trof: de vrijwel volledige desinteresse voor de concrete situatie en de stem van het kind. Ik herinner me zelfs promotiefilmpjes waarbij allerlei, vaak van heinde en verre opgetrommelde volwassenen het woord voerden en meningen ventileerden en de jongere in kwestie niet eens iets werd gevraagd, laat staan dat er naar hem of haar werd geluisterd.

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *