Onterechte opwinding over ‘criminele jeugd’

Delen:

Als ik aan onbekenden vertel dat ik me bezighoud met onderzoek naar de jeugdcriminaliteit, dan is standaard de reactie dat die natuurlijk heel erg is toegenomen. Bij velen bestaat in elk geval het beeld ‘dat het vroeger minder erg was dan nu’. Dit beeld heeft voor een niet onbelangrijk deel te maken met de uitvoerige aandacht die diverse media plegen te besteden aan jongeren die zorgen voor overlast, voorbijgangers en winkels beroven of elkaar met messen te lijf gaan. Maar dit beeld van ‘vroeger minder erg dan nu’ klopt niet. Precies het omgekeerde is zelfs het geval.

Jeugdcriminaliteit neemt toe?

Er is juist al jarenlang sprake van een spectaculaire afname van de jeugdcriminaliteit. Sinds 2007 is de criminaliteit over de hele linie van jong tot oud sterk afgenomen (Zie Van der Laan in Jeugdcriminologie 4) (We zien een dergelijke afname overigens ook vrijwel overal elders in de westerse wereld.) Deze afname is niet alleen zichtbaar in de politieregistraties maar ook in zelfrapportages en slachtofferenquêtes. Volgens alle beschikbare bronnen is de criminaliteit van jongeren de afgelopen jaren sterk gedaald, zelfs harder dan de criminaliteit gepleegd door volwassenen.

Desondanks wordt in de media regelmatig gesuggereerd dat steeds meer jongeren op steeds jongere leeftijd in de serieuze criminaliteit zouden belanden en niets ontziend overvallen zouden plegen en geweld gebruiken. Soms wordt zelfs gesproken van ‘een nauwelijks meer te beheersen probleem’. Ook piepkleine incidenten die niets of nauwelijks te maken hebben met criminaliteit worden in dit felle licht uitgebreid onder de aandacht gebracht.

Tekenend is een recent twee pagina’s groot artikel in Het Parool, naar aanleiding van een filmpje dat op Snapchat was gezet en dat vervolgens was overgenomen door GeenStijl en Cestmocro. Daarin is een kort vechtpartijtje te zien waarbij een elfjarige een speelgoedmesje gebruikt om daarmee dreigend naar een meisje te zwaaien dat hem even daarvoor fysiek de baas bleek. Het artikel wordt geÏllustreerd met een mega-afbeelding van machetes en andere grote en enorm griezelige messen en zelfs de voorpagina van de krant wordt hierdoor voor ruim de helft ontsierd. “Dat zeker in Amsterdam de criminaliteit verjongt en verhardt, brengt een ongemakkelijke waarheid met zich mee: zelfs op basisscholen moeten ze al aan de slag met risicogedrag van kinderen om afglijden te voorkomen. Een incident op Wittenburg zet de noodzaak daarvan op scherp.” Met deze introductie begint dit artikel.

Dit is een typisch voorbeeld van het creëren van onterechte opwinding – een hype of moral panic  – over probleemgedragvan jongeren. Alleen al in de aanhef van dit artikel worden enkele volstrekt onjuiste beweringen gedaan.

Jeugdcriminaliteit verjongt?

Als weinig andere landen beschikken we in Nederland over een enorme hoeveelheid cijfers betreffende de ontwikkeling van de (jeugd)criminaliteit en analyses daarvan. Die bieden allerminst aanwijzingen voor de gedachte dat de daders in het algemeen jonger worden. In tegendeel, sinds 2008 blijkt het aantal zeer jonge daders juist meer dan gehalveerd. Minstens zo belangrijk is dat het eerste politiecontact nog steeds gemiddeld rond de 15 jaar blijkt te liggen. Gemiddeld zijn de huidige minderjarige first offenders juist net iets ouder dan 10 jaar en langer geleden.

Jeugdcriminaliteit verhardt?

Net zo weinig houvast is er voor de bewering dat de jeugdcriminaliteit verhardt. ‘Verharding van de jeugdcriminaliteit’ stond de afgelopen decennia behalve in de media ook steeds opnieuw hoog op de beleidsagenda. Denk aan het pleidooi van premier Lubbers in 1993 om ‘kampementen’ in te richten om eindelijk eens de jeugd die niet wilde deugen stevig aan te pakken. Of denk aan de argumenten waarmee rond de eeuwwisseling de harde aanpak van Glen Mills en Den Engh werd gepromoot. En aan het programma Naar een veiliger samenleving waarin het kabinet Balkenende I van CDA, VVD en LPF in het najaar van 2002 harde maatregelen tegen onaangepaste jeugd aankondigde. Opvallend is dat steeds in het midden bleef waar de verontrusting nu precies betrekking op had. Dat is ook nu weer het geval. Hoezo verharding? De nuchtere cijfers laten zien dat het eerste geregistreerde delict bij jonge daders niet zwaarder is geworden.

Zeker, er zijn negatieve trends. Precies daarop heeft mijn onderzoek zich de afgelopen jaren gericht en daarover heb ik herhaaldelijk gepubliceerd. Op sommige plaatsen, in specifieke buurten kan zich op dit moment, dwars tegen de algehele positieve tendens in een verharding voordoen en het is zeker niet uitgesloten dat jonge kinderen daarin worden meegezogen. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek naar de Wildemanbuurt. Maar dat betreft nou juist niet de algehele ontwikkeling maar uitzonderlijke buurten en groepen en zeer kleine aantallen jongeren.

Tenslotte nog dit. Het is natuurlijk verstandig als er in het geval van de school in de Wittenburg vanuit die school serieus aandacht wordt besteed aan dit jongetje. Maar laten we daar niet de schelle lampen van ‘criminaliteit’ op richten en zonder kennis van zaken kletsen over een ‘ongemakkelijke waarheid’ betreffende het basisonderwijs. Pedagogisch gezien zou het zeer welkom zijn als de media zich met betrekking tot dit soort zaken wat minder begerig en hijgerig zouden opstellen.

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *